Moraliteit van de Ahlalbait (a)

In de naam van Allah, de Barmhartige de Genadevolle,

Dit is overgeleverd door Osama ibn Mostalaq: Toen ik Medina binnenkwam zag ik Imam Hussain (a). Ik was verbaasd door zijn populariteit. Mijn jaloersheid verraadde mijn vijandschap tegen hem. Ik ging naar hem toe en vroeg hem: “Ben jij de zoon van Abu Turab (verwijzend naar Imam Ali)?” Imam Hussain (a) antwoordde: “Ja”. Toen beledigde ik hem en zijn vader. Imam Hussain (a) keek vriendelijk naar mij en zei: “Ik zoek toevlucht naar God van de duivel”, en reciteerde toen vers 199 van Hoofdstuk Al-A’raaf: “Aanvaard de verontschuldiging en roep op tot het behoorlijke en wend je af van de onwetenden”. Vervolgens zei Imam Hussain (a) tegen mij: “Blijf kalm en rustig en vraag om vergiffenis aan God voor mijzelf en voor jou. Als je mijn hulp nodig hebt, dan zal ik jou helpen en als je iets nodig hebt, dan zal ik het jou geven en als je wilt dat ik jou ergens de weg naar wijs dan zal ik dat doen.” Ik begon mijzelf te schamen voor mijn gedrag en woorden. Imam Hussain (a) reciteerde toen vers 92 van Hoofdstuk Al-Yusuf: “Jullie wordt vandaag niets verweten. Allah zal jullie vergeven en Hij is de meest barmhartige”. Ik kon wel door de grond zakken nadat ik de moraliteit van Imam Hussain (a) ervaarde. 

Oh Imam is dit hoe u antwoord geeft op diegene die u vervloekt? “Ja”, zegt de Imam: “Dit is de familie van de boodschapper van Allah en de manier waarop wij de mensen behandelen. Mensen kunnen komen en ons vervloeken, maar wij komen terug met moraal, want onze grootvader de boodschapper van Allah kwam om de moraal van de mensheid te perfectioneren.” Ik nam afstand van de directe omgeving van de Imam en ging de menigte in en nu .. nu houd ik van Imam Hussain (a) en zijn vader [1].
De heilige profeet Mohammed (s) zei: ‘Waarlijk, ik ben gezonden om de nobele manieren te perfectioneren’ [2]. In de Heilige koran staat: “En u (o’ profeet) bent van hoogstaand karakter” [3]. 


[1] Safinatul Behar, Bab-e-Kholq (Hoofdstuk over de moraliteit van Imam Hussain) 
[2] Kanz al-`Ummal, nr. 5217
[3] Surah Al Qalam, vers 4 [68:4]

Scroll naar boven