In de naam van Allah, de Barmhartige de Genadevolle
Biografie
Naam: Ali ibn ul Husain
Bijnaam: al Sajjad, Zaynul Abidin (letterlijk “de beste van de aanbidders/dienaars”)
Vader: Husain ibn Ali (a)
Moeder: Shahr Banu, ook wel eens Shahzanan, dochter van de Perzische koning Yazdegerd III, de laatste pre-Islamitische koning van het Perzische rijk
Geboortedag: 5 Sha’baan, 38 AH (654 AD)
Geboorteplaats: Medina
Sterftedag: 25 Muharram, 95 AH (713/714 AC)
Sterfteplaats:
Begraafplaats: Medina, Jannatul Baqi’
De geboorte
Imam al Sajjad (a) werd geboren in Medina in het jaar 654 AD (38 AH, 5 Sha’baan, sommige bronnen geven aan dat hij mogelijk een of twee jaar eerder geboren is1) en groeide de eerste jaren van zijn leven voornamelijk op bij zijn grootvader, Imam Ali Ibn Abi Talib (a). Dit was het begin van een belangrijk leerproces, aangezien Imam Ali al Sajjad de Islamitische regelgeving en leefwijze eerst van zijn grootvader leerde. Later leerde hij verder bij zijn oom, Imam al Hassan (a) en bij zijn vader, Imam al Husain (a).
Na jarenlang bij excellente leermeesters geleefd te hebben, wijdde hij zijn leven toe aan de overleveringen van zijn overgrootvader (s), de Islamitische regelgeving, plichtenleer (fiqh) en het dienen van God. Wat betreft de plichtenleer werd hij in zijn tijd als de beste kenner in Medina beschouwd1. Bovendien blijkt uit zowel soennitische als sji’itische bronnen dat men in die tijd zei dat ze geen voornamere Quraishi hadden gezien1. Tevens is hij verantwoordelijk voor een van de belangrijkste meesterwerken in de Islamitische literatuur: “Al Sahifa al Sajjadiyya”, een verzameling smeekbeden.
Eigenschappen
Vrijgevigheid aan armen
Imam al Sajjad (a) ging in het donker van de nachten zijn huis in Medina uit, om zijn nachtelijke tochten te houden waarbij hij eten aan de armen gaf. Hij probeerde hierbij uit bescheidenheid zijn identiteit geheim te houden. Dit lukte zodanig, dat veel armen pas na het overlijden van Imam al Sajjad (a) er achter kwamen dat hij degene was geweest die ’s nachts het brood uitdeelde. Wel was het bekend bij zijn trouwe metgezellen dat dit zijn bezigheid was. Na zijn overlijden vertelden zijn trouwe vrienden hierover, ter nagedachtenis.
Aanbidding
Gedurende zijn leven verwierf Imam Ali ibn Husain (a) zijn bekende bijnamen “zaynul abidin” (letterlijk: de beste van de aanbidders/dienaars) en “al Sajjad” (letterlijk: hij die de “sajda” doet, zijn voorhoofd naar de aarde buigt in aanbidding tot Allah). De reden hiervoor was niet alleen dat aanbidding van Allah een groot deel van zijn leven vervulde, maar ook dat hij genoot van het aanbidden en dienen van Allah. Hij vond er grote vreugde en sereniteit in. Hij bracht zijn nachten graag biddend door. Een getuige (Tawus Faqih2) vertelde dat hij ooit Imam al Sajjad (a) een hele nacht om de Ka’ba had zien lopen. Tegen het aanbreken van de dageraad keek Imam al Sajjad (a) om zich heen en zag hij dat er weinig mensen over waren gebleven. Hij (a) hief zijn hoofd naar de hemel en zei: “O Heer, de sterren die in de hemel zijn overgebleven, zijn er weinig en gaan bijna onder. De ogen zijn gesloten en slapen. Maar de poorten van Uw vergiffenis zijn nog steeds open voor degenen die erom vragen. O Heer! Ik kom naar de deur van Uw Huis om me te omringen in Uw genadigheid, opdat U me vergeeft en me het gezicht van mijn grootvader Mohammed (s) toont in het Hiernamaals.”2
Imam al Sajjad (a) liet zich niet misleiden door het feit dat hij in de ogen van de maatschappij en de mensen om zich heen een belangrijke en respectabele man was, die van gegoede afkomst was en eervolle grootvaders had. Hij (a) bleef erkennen hoe klein hij was in vergelijking met de Grandeur van Allah en onderwierp zich volledig aan enkel Allah. Een getuige (Tawus2) vroeg Imam al Sajjad (a) om hem te vertellen wat hij zei als hij met zijn voorhoofd op de grond knielde. Imam al Sajjad zei: “Uw dienaar staat aan Uw Hof, Uw armzalige staat aan Uw Hof, Uw arme staat aan Uw Hof, Uw bedelaar staat aan Uw Hof.” Tawus vertelde later dat hij dit smeekgebed van Imam al Sajjad (a) leerde en dat hij altijd van zijn tegenslagen bevrijd werd als hij dit smeekgebed uitvoerde.
Overige eigenschappen
Zoals de andere Imams (a) had Imam al Sajjad (a) een voorbeeldfunctie te vervullen. Hij was hierbij godsdienstig, begaafd, eloquent, rechtvaardig, zachtaardig doch moedig. Zijn moed komt onder andere naar voren in de manier waarop hij de moordenaars van zijn vader (en andere familieleden) aanspreekt en stamt uit het feit dat zijn angst alleen voor Allah bestond. Zijn wijsheid, eloquentie, rechtvaardigheid en zachtaardigheid komen naar voren in zijn literaire werken en in zijn omgang met de mensen om hem heen. Hij moest zijn voorbeeldfunctie als Imam in vijandelijke en gespannen omstandigheden vervullen, en hij was daarom zorgvuldig in zijn interactie met de bevolking en zijn selectie van vriendschappen. Hij was plichtsgetrouw in het navertellen van de gebeurtenissen van Karbala, niet enkel in het navertellen van het onrechtvaardige bloedvergieten, maar ook van de principes waar zijn vader (a) voor gestorven is, erop toeziend dat de zuivere Islam niet verloren gaat. Imam al-Sajjad (a) stond er ook om bekend dat hij veel huilde. Dit deed hij om twee redenen. De eerste is de tragedie van Karbala, vooral om wat hij met kinderen en met de vrouwen heeft zien gebeuren. Ten tweede huilde deze Imam veel in zijn overgave aan Allah.
Gebeurtenissen
De strijd in Karbala
Op 23 jarige leeftijd was hij aanwezig bij de tragedie van Karbala, waar onder andere zijn vader, broers (a) en vele anderen vermoord werden door de troepen van Yazid, destijds de kalief. Imam Ali al Sajjad (a) werd hierbij gespaard, omdat hij dankzij goddelijke lotsbeschikking ziek en bedlegerig was. In die tijd was het namelijk een schandalig teken van zwakte om een ziek persoon te doden.
Toen Imam al Sajjad (a) na afloop van het bloedbad naar Ibn Ziyad (aanvoerder van het vijandelijke leger dat tegen Imam Husain (a) streed) gebracht werd, vroeg Ibn Ziyad aan Imam al Sajjad wie hij was, waarop al Sajjad (a) antwoordde: “Ik ben Ali ibn Husain.” Ibn Ziyad vroeg: “Heeft Allah Ali ibn Husain niet gedood?” Al Sajjad zei toen: “Ik had een broertje dat [ook] Ali heette. Hij is vermoord door mensen.” Ibn Ziyad zei: “Allah heeft hem vermoord.” Hierop reageerde Imam al Sajjad: “Allah neemt de zielen van mensen bij hun sterfte.” Ibn Ziyad werd hier zo kwaad over, dat hij beval dat Imam al Sajjad onthoofd werd. Zaineb (a), de zus van Imam Husain (a), hield zich toen vast aan al Sajjad (a) en zei: “O ibn Ziyad, heb je niet genoeg van ons bloed gehad? Bij Allah, ik laat hem niet los en als je hem doodt, zul je mij ook moeten doden.” Vervolgens zei Imam al Sajjad: “Bedreig je me met de dood, ibn Ziyad? Weet je niet dat de dood voor ons inmiddels een gewoonte is, en martelaarschap voor ons een eer is?”3
Hij werd als krijgsgevangene geboeid meegenomen naar Damascus. Hoe lichamelijk slopend die tocht ook was, het was zwaarder voor hem om te zien hoe ook de kinderen en de vrouwen, waaronder zijn tante Zaineb (a), krijgsgevangenen werden en de lange, moeizame en terneergeslagen tocht door de woestijn af moesten leggen.
Binnenkomst in Damascus
De krijgsgevangenen kwamen Damascus binnen, met touwen aan elkaar geknoopt. De bevolking ontving de troepen van Yazid onder tromgeroffel en gejuich en was zich niet bewust van de identiteit van de krijgsgevangenen. Yazid had de bevolking voorgelogen dat deze krijgsgevangenen simpelweg gevaarlijke rebellen waren die voor opstand tegen de kalief hadden gezorgd. Toen een oude man uit de mensenmassa in zijn onwetendheid tegen Imam al Sajjad (a) zei: “Lof is aan God dat hij jullie ten onder heeft gaan en onze leider heeft overwonnen”, zei Imam al Sajjad: “Heeft u ooit de Koran gelezen? Heeft u ooit de vers gelezen ‘Zeg: ik vraag niet om een beloning, behalve om liefde voor verwanten’? Heeft u ooit de vers gelezen ‘dus geef de verwanten hun rechten’? (…) Heeft u ooit de vers gelezen ‘Waarlijk, Allah wil alle onreinheid van jullie verwijderen, O Ahlalbait’?” De oude man antwoordde dat hij al deze verzen ooit heeft gelezen. Imam al Sajjad (a) antwoordde: “Wij zijn de Ahlalbait, die Allah heeft gezuiverd”. De oude man zei toen: “Ik berouw bij Allah en ik verwerp wie dit jullie heeft aangedaan.”3
Aan het hof van Yazid
Yazid zette zijn pogingen tot het pijnigen van de Ahlalbait (a) voort aan zijn hof, waar hij tegen Imam al Sajjad (a) zei dat Imam Husain (a) zijn leven had verspild door niet in te stemmen met de regering van Yazid en door geen loyaliteitseed aan Yazid af te leggen. Imam al Sajjad (a) antwoordde dat zijn vader hiermee de Islam heeft gered. Toen het gebedstijd werd en het gebedsoproep uit de minaretten weerklonk (“…ik getuig dat Mohammed de boodschapper van Allah is…”), zei al Sajjad (a) tegen Yazid: “mensen zouden de naam van Mohammed als de boodschapper van Allah vergeten hebben als zijn kleinzoon niet aan de wereld had getoond dat jij een foute heerser bent.”
Verder was het in Damascus aan de overlevenden van Karbala om de lokale bevolking te vertellen wat er in Karbala daadwerkelijk gebeurd is. Yazid had het volk voorgelogen over de identiteit van de krijgsgevangen en het motief van het gevecht in Karbala. Zodra Imam Ali al Sajjad (a) in een toespraak vertelde wie zijn voorvaderen zijn en wat zich aan het gevechtsfront heeft afgespeeld, kwam het volk tot besef om welke mensen het ging en wat Yazid had gedaan. Dit zorgde voor grote opschudding: het volk was geshockeerd en verdrietig, waaronder de echtgenote van Yazid. Elke overgebleven waardering of achting voor Yazid verdween hierna.
Yazid had Imam al Sajjad (a) graag willen doden, maar de combinatie van de tussenkomst van al Sajjad’s tante Zaineb (a) en de verontwaardiging van de bevolking maakte dit onmogelijk voor Yazid. Het alternatief was de gevangenis. Imam Ali al Sajjad (a) bracht het eerste jaar van zijn Imamaat in gevangenschap door, geïsoleerd van zijn volgers. Ook de rest van de familie zat gevangen. Uiteindelijk werden ze vrijgelaten, omdat Yazid vreesde dat het volk anders in opstand zou komen. Al Sajjad (a) keerde na zijn gevangenschap terug naar Medina.
Leven in Medina
Eenmaal in Medina wijdde Imam al Sajjad (a) zijn leven aan het aanbidden van Allah en aan zijn smeekbedes. Hij gaf ook religieus onderwijs. Zijn interactie met de bevolking was echter beperkt, omdat de regeerders een gespannen relatie met Ahlalbait (a) hadden. Imam al Sajjad (a) werd in de gaten gehouden door spionnen van de regering en zijn huis stond onder voortdurende bewaking door deze spionnen. Vrienden en familie van Ahlalbait (a) werden gewaarschuwd om niet bij Imam al Sajjad in de buurt te komen, anders riskeerden ze gevangenisstraffen en de dood. Daarom vond het onderwijs bij Imam al Sajjad (a) heimelijk plaats in zijn huis. Het overige publiek onderwees hij op subtiele wijze: via het smeekgebed.
Verder hield Imam al Sajjad (a) jaarlijkse herdenkingssessies tijdens Muharram, zodat de gebeurtenissen in Karbala niet vergeten zouden worden. De moed en de principes van Imam Husain en de Ahlalbait (a) moesten op deze manier in gedachten worden gehouden, en men zou niet mogen vergeten wat de waardes zijn waarvoor Imam Husain (a) en de andere martelaren gestorven zijn.
Andere taken als Imam
Na de dood van zijn vader bleef Imam Ali al Sajjad (a) achter met een andere grote verantwoordelijkheid: hij was nu de Imam, hij had nu de taak van leiderschap, zowel spiritueel als politiek leiderschap. De periode waarin de Islam verkeerde, was een zeer kritische en gevoelige: goede moslims verspreidden zich naar andere gebieden, bijv. het Romeinse en Perzische rijk, om de Islam uit te breiden en aan andere volkeren te leren. Het resultaat hiervan was een grotere politieke en militaire macht voor de moslims. Dit bracht twee gevaren met zich mee: niet alleen had de Islam invloed op andere culturen waar andere normen en waarden heersten, andere culturen hadden ook invloed op de Islam. Doordat cultuur en Islam zich mengden, dreigde de Islam te vertroebelen en stond de zuiverheid van deze religie op het spel. Aan Imam Ali al Sajjad (a) om dit recht te zetten en om de zuiverheid van de Islam in stand te houden.
Een ander gevaar was de verleiding van het luxeleven. Zodra men meer rijkdom en macht vergaart, neemt spiritualiteit meestal af. Het luxeleven kan men snel het hiernamaals doen vergeten.
Sahifa al Sajjadiyya
Imam Ali al Sajjad (a) voelde deze twee risico’s aan en bracht zijn methode om de mensen vast te laten houden aan de Heilige Koran en de Sunna van de Profeet (s): de Duaa, het smeekgebed. En niet zomaar een smeekgebed. Hij was ervan overtuigd dat het krachtige smeekgebed, dat met regelmaat wordt uitgevoerd, noodzakelijk is ter behoud en bescherming van de zuiverheid van de religie. Hij stelde de “Sahifa al Sajjadiyya” op, een verzameling fraaie, krachtige en interessante smeekbeden. Voor verscheidene situaties een andere smeekbede. Het is niet alleen een spiritueel werk, maar ook een maatschappelijke en een noodzakelijke. Inmiddels wordt het beschouwd als een erfstuk van de islamitische literatuur1.
Welbespraaktheid, taalkundigheid, eloquentie en fenomenale beheersing van de Arabische taal zijn altijd zijn eigenschappen geweest. In combinatie met zijn intelligentie, begrip van de religie en de maatschappelijke noodzaak heeft dit tot de “Sahifa al Sajjadiyya” geleid. Met zijn smeekbeden creëerde hij een spirituele sfeer, waardoor men, door het lezen van zijn smeekbeden, enige weerstand leert bieden aan de verleidingen die met het luxeleven gepaard gaan.
Kenmerkend is zijn elegante stijl, die een rustgevende werking heeft, waardoor men bij het lezen van de smeekbeden in zijn “Sahifa al Sajjadiyya” plezier en rust ondervindt in zijn relatie met Allah. Zijn stijl van smeken is er een die beroep doet op de barmhartigheid en vergiffenis van Allah. De smeekbeden zijn daarnaast inhoudelijk vaak gericht op de eigen daden en capaciteiten. Hij vraagt Allah dus vaak om hem te helpen bij het verbeteren van zijn eigen deugden, handelingen en kundigheden.
Even een heel simplistische voorstelling: dus i.p.v. te zeggen “Oh Allah laat me alstublieft niet naar de hel gaan, laat me alstublieft de hemel in, geef me alstublieft een goed cijfer voor mijn tentamen”, is zijn stijl meer van “Oh Allah, help mij bij het verbeteren van mijn vermogen om verleidingen te weerstaan, om goede daden te verrichten en schenk mij het vermogen en kracht om op mijn allerbest voorbereid te zijn op het tentamen” (alleen praat hij natuurlijk mooier). Deze stijl is een weergave van religieuze kennis en geeft subtiel de rechten en plichten van de mens weer. Bovendien toont het een ideaal balans tussen het smeken bij Allah en daarnaast zelf actief zijn. Dit was zeer noodzakelijk in zijn tijd. En in het onze.
Verhandeling van rechten
Een ander werk van Imam al Sajjad (a) is een verzameling van brieven waarin hij de rechten van verschillende dingen uiteenzet. In deze verhandeling is uitgebreid onder meer het volgende opgenomen4:
De rechten van Allah: bijv. de betekenis van het aanbidden, dankbaarheid als aanbidding, als mens leren genieten van het aanbidden van Allah, etc.
Je eigen rechten.
De rechten van de tong: de tong is een instrument om het paradijs of de hel te betreden. De tong kan een zegen zijn als je het beteugelt of een vloek zijn als het ontembaar is. De tong heeft het recht om verwijderd te zijn van roddel, leugens, valse beloftes, vloeken, schelden, het belachelijk maken van anderen, etc.
Verder: rechten van het gehoor, het zicht, de handen, de benen, de maag, de geslachtsdelen. De rechten van het gebed, het vasten, de bedevaart, het schenken van geld aan de armen, het offer. De rechten van leiders, de bevolking, de echtgenote, de slaaf, de bevrijde slaaf. De rechten van de moeder, de vader, het kind, de broer/zus. De rechten van een persoon die om advies vraagt (onder andere over de opstelling/betrouwbaarheid van een adviseur). Ook belastingrechten worden behandeld.
In totaal bevat het verhandelingen van 50 verschillende rechten. Imam al Sajjad (a): “Dit zijn de 50 rechten die u omringen en onder geen enkele omstandigheid kunt u ze ontlopen. Het is uw plicht om deze rechten in acht te nemen en om daden te verrichten ter vervulling van deze rechten. U zult hierbij hulp moeten zoeken bij Allah de Majestueuze, er is geen kracht en geen macht behalve in Hem, en alle lof is aan Allah.”
Verhouding met regeerders
Het Imamaat van Ali al Sajjad (a) heeft zes regeerders gekend, waarvan elke een vijandelijk beleid jegens Ahlalbait (a) had. Zoals eerder gezegd, maakte dit het moeilijk voor Imam al Sajjad (a) om zich vrijelijk onder de bevolking te begeven en de leer van Ahlalbait op een open manier te bepleiten. Van de mensen die aanhanger van Ahlalbait waren, durfde een groot deel dit niet toe te geven.
Verder hadden deze regeerders, die naar eigen zeggen gerechtvaardigde kaliefen waren, een leefstijl die in schril contrast stond met de Koran en de lessen van de Profeet (s). Er werd gevloekt, gedood, alcohol gedronken en uitbundig van de staatskas (belastinggeld) geprofiteerd door mannen die zich (leiders van de) moslims noemden. Mu’awiya bin abi Sufyan was de eerste regeerder tijdens het Imamaat van Ali al Sajjad. Mu’awiya had een langer bestaande onverbolgen haat jegens Ahlalbait en had jaren voor het Imamaat van al Sajjad al tegen Imam Ali (a) gestreden in de slag van Siffin. Daarvoor nog had hij Zubayr gesteund om tegen Imam Ali (a) ten strijde te trekken in de slag van de kameel. Het was Mu’awiya’s beleid geweest om tijdens het gebedsomroep via de minaretten Imam Ali (a) te vervloeken. Deze haat zette zich uiteraard voort naar Imam Ali’s kleinzoon: al Sajjad (a). Na Mu’awiya bouwden de andere kaliefen die Imam al Sajjad (a) heeft meegemaakt, ook allen Umayyaden, op dit beleid voort.
Het overlijden
Imam Ali al Sajjad (a) stierf op 57 jarige leeftijd en werd in Medina begraven, in 95 AH (713/714 AC). Volgens bepaalde bronnen is hij vergiftigd5. Zijn Imamaat heeft 34 jaar geduurd. Hoewel hij, zoals de andere Imams, sluwe vijanden had, was hij onder het volk een zeer geliefde, deftige, prominente persoonlijkheid. Ter illustratie: tijdens een Hajj bedevaart kwam de kalief Hisham bin Abd il Malik (de kalief na Yazid) naar de Ka’ba en wilde graag de zwarte steen aanraken. Dit kon echter niet door de drukte. Hij bleef wachten tot het gedrang iets zou minderen en hij een kans zou vinden om door de menigte heen te persen en iets dichterbij de zwarte steen te komen. Tot hij opmerkte dat de menigte opeens ruimte begon te maken voor iemand, een meneer. Hij bekeek deze meneer en vroeg aan iemand wie deze man was, waarop hij het antwoord “Imam Ali ibn al Husain” hoorde1. Hij besefte dat deze man, zonder kalief te zijn, meer respect kreeg dan een koning. Naar aanleiding van dit voorval schreef de beroemde dichter Farazdaq een ode aan Imam al Sajjad (a). Eeuwen later wordt zijn herinnering nog steeds in ere gehouden. Hij ligt begraven in de “Jannatul Baqi”.
Bronnen:
Voorwoord Sahifa al Sajjadiyya, Imam Sayyed Mohammed Baqir al Sadr,
http://www.al-islam.org/divine-perspective-rights/15.htm
http://www.al-islam.org/ashura/25.htm
http://www.al-islam.org/divine-perspective-rights/
http://www.al-islam.org/kaaba14/7.htm
In lof der Imam Zain ul Abideen (a)
In dit gedicht verwijst Farazdaq naar de gelegenheid waarbij de kalief Hisham b. Abd al Malik werd overschaduwd door het respect dat mensen toonden jegens de achterkleinzoon van de Heilige Profeet (s), ten tijde van de Hadj, toen beide personen probeerden de menigte rond de Ka’bah te bereiken om bij de zwarte steen te komen . De mensen maakten plaats voor de Imam (a), terwijl de kalief wanhopig worstelde. De kalief was diep beledigd en vroeg op sarcastische toon wie de persoon was aan wie de mensen een dergelijke voorrang gaven. Farazdaq, die ook aanwezig was op dat moment, componeerde een ode en reciteerde deze, zich richtend tot Hisham:
Het is iemand wiens voetstappen bekend zijn in elke plaats
En hij is degene die bekend is bij de Bayt in Mekka
Het meest bezochte heiligdom;
Hij is degene die de zoon is van alle beste mensen van Allah(swt).
en hij is degene die het vroomst en oprechtst is,
de zuiverste en de meest ongeschondene
de fatsoenlijkste en rechtvaardigste
een symbool [voor de islam]
Dit is Ali [de zoon van Hussein(a)] wiens overgrootvader de profeet is
Dit is de zoon van Fatima (a), als je niet weet wie hij is
Wie zijn God kent, herkent ook
het gezag en de superioriteit van deze man
Omdat de religie volken heeft bereikt
door middel van zijn naaste familie.