De Karavaan naar de Hajj

In de naam van Allah, de Barmhartige de Genadevolle

Een karavaan van moslims was op weg naar Mekka. Na aankomst in Medina rustte de karavaan enkele dagen uit en vervolgde daarna haar weg richting Mekka. Onderweg van Medina naar Mekka sloot een nieuwe man zich bij de groep aan. Deze man merkte een van de reizigers op, die het uiterlijk van een gids had. Hij was druk en enthousiast bezig de reizigers te bedienen. De man herkende hem. Vol verbazing vroeg hij de pelgrims of ze deze man, die hen bediende, wel kenden.
“Nee, we kennen hem niet. Hij sloot zich bij ons aan in Medina, een tijdje voordat u kwam. Het is een nette, vrome man. We hebben hem nooit om hulp gevraagd, maar hij is met alle plezier behulpzaam geweest.”
“Uiteraard kennen jullie hem niet, want wie deze man kent, zou hem nooit toestaan om hem te bedienen.”
“Wie is deze persoon dan?”
“Dit is Ali, de zoon van Hussein, Zain Al-‘Abideen (a).”
De groep schaamde zich en bood zijn excuses aan de Heilige Imam (a), waarna ze hem vroegen: “waarom heeft u ons niet verteld wie u was? Wellicht hebben we grenzen overschreden door onze onwetendheid en hebben wij een grote zonde begaan door ons respectloos tegenover u te gedragen.”

De Imam (a) zei : “ik ben bewust met jullie meegereisd, juist omdat jullie me niet kenden. Als ik me namelijk bij een groep aansluit waar de mensen me kennen, zijn ze ter wille van de Heilige Profeet (s) erg aardig voor me en staan ze me niet toe om taken uit te voeren. Ik wilde daarom graag bij een groep horen waarin ik anoniem was, zodat ik de eer zou mogen hebben om tot dienst van mijn broeders te kunnen staan.” (1)

(1): Bihar, v.1 p.21


© Copyright Ahlalbait Jongeren

Scroll naar boven