Waar is God?

In de naam van Allah, de Barmhartige de Genadevolle

Vertaald uit: www.islamicinsights.com

Auteur artikel: Murtaza Rizwan

“Hij is met u waar gij ook zijn moogt, want Allah ziet alles wat gij doet.” (Koran 57:4)

Het idee dat Allah (swt) de Toeziende is, is een gedachte waar de meesten onder ons mee zijn opgegroeid. Ook andere religies die in een God geloven, delen de overtuiging dat God Alwetend is en geloven in Zijn Alwetende bestaan. Echter wanneer we proberen te begrijpen ‘waar’ Hij is, wordt het verwarrend.

Er zijn een aantal overleveringen die proberen te verduidelijken ‘waar’ God is. De Profeet Musa (a) vraagt aan God: ” Bent u ver weg dat ik U moet roepen of bent U zo dichtbij dat ik moet fluisteren?” En God antwoordt: “Ik ben (zeer) dichtbij degene die Mij gedenkt.”

Imam Ali (a) zegt in de eerste sermon van Nahjul Balagha: “Hij (swt) is met alles, maar niet in de vorm van fysieke aanwezigheid. Hij (swt) is anders dan alles, maar niet in de vorm van fysieke onderscheiding.”

Om te kunnen begrijpen op welke manier God met de mensen is, kan het helpen dit te begrijpen door eerst te kijken naar waar wij als mensen ons bevinden. En dit kunnen we in drie verschillende categorieën onderverdelen.

De eerste is de fysieke locatie die we bezetten. Dit lijkt de meest voor de handliggend, maar wordt vaak selectief verwaarloosd. Neem bijvoorbeeld de gemiddelde moslimjongeren. Iemand verricht zijn gebeden, maar verricht deze niet altijd op tijd. Of iemand die luistert naar de woorden van God, maar de achtergrond tracks van een film niet als hinder ervaart. Of iemand die zich in het gezelschap van gelovigen in een moskee bevindt, en op andere momenten zich op plaatsen bevindt die hij niet aan zijn ouders vertelt.

Als wijzelf deze eigenschappen niet bezitten, dan zien we de  bovengenoemde handelingen zeker wel om ons heen. Waarom bestaat er een dergelijke verscheidenheid in de handelingen van personen? Wanneer we een klein gedeelte hiervan bestuderen, zien we de relatie tussen een persoon en het type zonden dat hij begaat. De handelingen van een persoon in bijvoorbeeld de moskee zijn in relatie tot zijn gedrag anders dan op bijvoorbeeld het voetbalveld, en dit zouden uitersten van elkaar kunnen zijn als het gedrag op een feest betreft. Dezelfde persoon, dezelfde overtuigingen en toch brengt de locatie verschillende persoonlijkheden naar voren.

Dit is hetgeen waar God ons aan herinnert; dat waar we ook zijn, Hij (swt) daar ook is. Wanneer we ons in de moskee bevinden, was God aanwezig om de zelfreflectie van de jeugd -die zij op zichzelf en hun daden toepasten- te aanschouwen. Wanneer we ons op het voetbalveld bevinden, was God dichtbij genoeg om de passie van de jeugdige voetballer te ervaren en zijn gevoelens te delen. Wanneer we ons op een feest met knipperende lichten en luide geluiden bevinden, zullen deze Zijn Zicht en Zijn Horen niet in de weg staan en hiermee was Hij getuige van de ‘nieuwe’ persoon die in het geheim ontstond.

Er is wellicht vandaag de dag geen Moslim die in een moskee en op een minder geschikte plaats zich op dezelfde manier zou kunnen gedragen. En vanuit een bepaald oogpunt is misschien het grootste verschil tussen deze twee de intentie van de persoon. Wanneer iemand naar de moskee komt, is de intentie -of het zou moeten zijn- om nader tot God te komen. Wanneer dezelfde persoon naar andere plaatsen gaat, is zijn intentie anders. Toch is dezelfde God in beide plaatsen aanwezig. Twijfelt iemand dat Hij overal kan zijn en twijfelt iemand zelfs aan Zijn aanwezigheid tijdens de minst islamitisch getinte bijeenkomsten? Twijfelt iemand dat Hij niet ziet wat er achter gesloten deuren gebeurt?

Toen Zuleikha het afgodsbeeld in de kamer, waar de Profeet Yusuf (a) zich bevond, met een doek bedekte en zei dat nu niemand de Profeet Yusuf (a) meer kon zien, antwoordde en vertelde hij haar op een mooie manier dat de god van Zuleikha hem nu niet meer kon zien, maar dat zijn God de Alziende is (12:24).

Dit is verder uitgelegd in de woorden van Imam Ali (a), die zei:

“Vrees meer voor de zonde wanneer u uit het zicht bent, het is waar uw getuige ook uw rechter zal zijn”. Iemand die met oprechte intenties naar de moskee komt om nabijheid met God te ervaren, zou dezelfde nabijheid met God moeten ervaren als wanneer hij zich ergens anders bevindt.”

De tweede manier om de aanwezigheid van God te interpreteren, is via onze positie in termen van de fase van het bestaan waar we ons in bevinden. We weten dankzij de kennis uit de nobele Koran dat we drie fasen ondergaan en iedere fase is een moeilijke en angstaanjagende. Sura Maryam benoemt de fasen als volgt: de dag dat een persoon wordt geboren, de dag dat hij sterft en de dag dat hij terug tot leven wordt gebracht. De periode tussen de eerste twee zal de toon voor de rest van het leven zetten, dus;

“Wie ter grootte van een atoom goed deed, zal dit aanschouwen. En wie ter grootte van een atoom kwaad deed, zal ook dat aanschouwen.”(Sura 99, verzen 7-8)

Het zijn echter niet alleen onze daden die we met ons meedragen; het is ook het bewustzijn van het geloof dat van belang is. Daarom zal iemand die zich bewust was van de aanwezigheid van God zich in zijn graf niet eenzaam voelen, noch zal hij zich alleen voelen tijdens de drukte op de Dag des Oordeels.

De derde manier om het te kunnen begrijpen, heeft betrekking op onze spirituele houding. Er zijn tijden dat we ons spiritueel sterk voelen en het verlangen hebben om te bidden en smeekgebeden te verrichten. En op andere momenten staan we minder te popelen om tijd te besteden aan het gedenken van God en moeten we onszelf dwingen om op tijd de gebeden te verrichten. Sommige mensen hebben een ‘band’ met God opgebouwd, zodat ze zich altijd met Hem verbonden voelen en waar anderen – door middel van eigen daden- een gordijn hebben gecreëerd tussen Hem en zichzelf. De Almachtige God herinnert ons in de nobele Koran dat in welke staat de mens zich ook bevindt, Hij is nooit ver weg, maar juist: “Hij is dichterbij u dan uw eigen slagader.” In Zijn woorden: “En wanneer Mijn dienaren u over Mij vragen, voorzeker Ik ben dichtbij.”

Ook kan het zo zijn dat we door emotionele situaties soms het gevoel hebben dichterbij Hem of ver weg van Hem te zijn. Wanneer we iets krijgen waar we op hadden gehoopt of iets belangrijks bereiken, dan bedanken we Hem. Echter wanneer we iets belangrijks vragen, een verlies of tegenslag moeten verwerken, ervaren we niet de aanwezigheid van God, of men kan zelfs het tegenovergestelde ervaren en hiermee God alleen in moeilijke tijden gedenken of zichzelf een schouderklopje geven als dingen gaan zoals gepland. De nobele Koran herinnert ons dat, ongeacht het wel of niet ervaren van Zijn nabijheid, Hij altijd met ons is. Er is misschien geen beter voorbeeld van nabijheid met God in tijden van moeilijkheden dan het voorbeeld van Imam al Hussein (a). Op het moment dat de heer de martelaren (a) werd omringd door verdrukking, reciteerde hij (a) nog steeds:

“Ik heb de creatie in Uw liefde verlaten

Mijn kinderen als wezen, opdat ik U zal zien

Als de zwaarden mij in Uw liefde in stukken sneden,

zelfs dan zal mijn hart naar niemand anders verlangen dan alleen U.”

Scroll naar boven