Imam al-Kadhim (a)

In de naam van Allah, de Barmhartige de Genadevolle

Biografie

Naam: Musa
Titel: al-Kadhim
Bijnaam: Abu Ibrahim
Vader’s  naam: Ja’far as-Sadiq
Moeder’s naam: Hamidah al-Barbariyyah
Geboortedatum en plaats:, de 7e van de maand Safar 128 AH; In Abwa’ (Tussen Mekka en Medina, Saudi Arabia)
Sterfdag en begraafplaats: 25ste van maand Rajab 183 AH; In Bagdad

Geboorte

Imam Musa al-Kadhim (a) werd geboren op de zevende van de maand Safar in Abwa (Saudi Arabia). Hij is de zevende Imam (a). De heilige Imam Musa al-Kadhim (a) is de zoon van Imam Ja’far as-Sadiq (a), de zesde Imam (a). De naam van zijn moeder was Hamidah. Hamidah was een slavin en Imam Sadiq(a) bevrijdde haar en leidde haar op tot Islamitische geleerde en trouwde met haar.

De Imam (a) had de naam Abu ‘l-Hasan en zijn bekende titel was al-Kadhim. Zijn hoge mate van devotie en aanbidding tot God heeft hem de titel ‘Abdu’s-Salih’ (deugdzame slaaf van God) doen ontvangen. Vrijgevigheid was synoniem aan zijn naam en geen bedelaar verliet zijn deur met lege handen. Zelfs na zijn dood bleef hij gedienstig en vrijgevig aan zijn volgers die naar zijn tombe kwamen voor gebeden en die steevast werden beantwoord door God. Een van zijn extra titels is dus ‘Babu ‘l-Hawaij’ (deur om behoeftes te vervullen).

Imam Musa al-Kadhim (a) spendeerde twintig jaar van zijn heilige leven onder de genadige bescherming van zijn heilige vader. Zijn genialiteit, nauw verbonden met zijn begiftigde deugden, gecombineerd met de verlichte leiding en het onderwijs van de heilige Imam Ja’far as-Sadiq(a), bleek uit de manifestatie van zijn toekomstige persoonlijkheid. Hij was volledig vertrouwd met de Goddelijke Kennis, zelfs in zijn kindertijd. Al-Allamah al-Majlisi overlevert dat Abu Hanifah eens de heilige verblijfplaats van Imam Ja’far as-Sadiq (a) bezocht om hem te vragen over enkele religieuze zaken (masail). De Imam (a) sliep en dus wachtte hij buiten tot de Imam (a) wakker werd. In de tussentijd kwam Imam Musa al-Kadhim (a), die toen vijf jaar oud was, naar buiten. Abu Hanifah informeerde bij hem, nadat hij hem zijn beste complimenten had gegeven: ‘Oh zoon van de heilige Profeet! Wat is uw mening over de daden van een mens? Begaat hij deze zelf, of laat God hem ze doen?’ ‘Oh, Abu Hanifah’, antwoordde de vijf jaar oude Imam (a) direct, op de typische toon van zijn voorvaderen, ‘De daden van een man worden bepaald door drie mogelijkheden. De eerste, dat God ze zelf verricht terwijl de man vrij hulpeloos is. De tweede is dat zowel God als de man evenredig het gepleegde delen. En als derde, dat de mens ze alleen doet. Nu, als de eerste bewering waar is, zou dat duidelijk de onrechtvaardigheid van God bewijzen, die Zijn schepselen straft voor zonden die zij niet begaan hebben. En wanneer de tweede bepaling acceptabel zou zijn, ook dan zou God onrechtvaardig zijn als hij de man straft voor de misdaden waarbij Hij gelijk is als partner. Maar de onwenselijkheid van deze beide voorwaarden is duidelijk in het geval van God. Dus komen we vanzelfsprekend uit bij het derde alternatief van het probleem dat de mannen volkomen verantwoordelijk zijn voor hun eigen daden.’

De Imam (a)’s eigenschappen

De Imam (a) had een mager en dun lichaam, maar een zeer sterke en krachtige ziel. Hij begaf zich te voet, groette de mensen, hield van zijn familie en respecteerde hen. Hij was attent en bedachtzaam jegens de armen en onderdrukten. Tijdens de nachten droeg hij eten op zijn schouders om deze uit te delen aan de behoeftigen zonder dat ontdekt zou worden wie hij was, en hij gaf een maandelijkse toelage aan enkelen van hen.

Een van de vrienden van de Imam (a) zegt over zijn verdraagzaamheid en geduld dat ‘de vijand zich gewoonlijk schaamde en zich verlegen voelde door zijn moraliteit en vriendelijke gedrag.’

Er leefde een man in Medina en wanneer hij de Imam (a) zag, hield hij hem staande en gebruikte lelijke taal tegen hem. De vrienden van de Imam (a) zeiden: ‘Sta ons toe hem te bestraffen.’ De Imam (a) : ‘Laat hem met rust en stoor hem niet.’  Een paar dagen verstreken en er was geen nieuws over hem. De Imam (a) informeerde naar zijn gezondheid. Ze zeiden dat hij uit Medina was vertrokken richting zijn landbouwvelden. De Imam (a) ging te paard naar de velden. Toen de man de Imam (a) zag, schreeuwde hij vanaf een afstand: ‘Kom niet op mijn veld, ik ben een vijand van jou en je voorvaderen.’ De Imam (a) naderde hem, groette hem en informeerde naar zijn gezondheid en welzijn en zei vriendelijk tegen hem: ‘Hoeveel heb je uitgegeven aan deze velden?’ Hij antwoordde: ‘Honderd dinars.’ Hij vroeg: ‘Hoeveel winst verwacht je ervan te hebben?’  Hij zei: ‘Tweehonderd dinars.’ De Imam (a) pakte een tas met driehonderd dinars, gaf het aan hem en zei: ‘Neem dit bedrag en de landbouwvelden zijn ook van jou.’ De onbeleefde en schaamteloze man had zoiets niet verwacht en schaamde zich enorm. Toen de Imam (a) terugkwam in Medina zei hij: ‘Weer op deze manier het kwaad van jezelf.’ Dit is de reden waarom de Imam (a) bekend werd onder de titel van ‘Kadhim’. Met de betekenis van iemand die zijn woede onderdrukt wanneer hij beledigd wordt of het hem ongemakkelijk wordt gemaakt. Hij reflecteert kwaad met goedheid en deugdzaamheid en bracht hierbij zijn vijanden tot schaamte.

De Imam (a) toonde altijd liefde en warme gevoelens jegens zijn verwanten en zei: ‘Er kan een mate van vijandelijkheid tussen verwanten zijn. Maar als zij handen schudden terwijl ze elkaar zien, zal de vijandelijkheid eindigen, en allen zullen gevoelens van gemak en plezier voelen.’

De Imam (a)’s  worsteling voor het leven

Hij bebouwde het land dat zijn persoonlijke bezit was en verkreeg hieruit zijn inkomen voor het levensonderhoud. Soms zweette hij ontzettend door het vele werk. Op een keer bracht een van zijn vrienden, ‘Ali Batai’ genaamd, die iets met de Imam (a) te doen had, een bezoek aan zijn landbouw velden. Toen hij de Imam (a) zag in een staat van problemen en ongemak was hij erg terneergeslagen en zei: ‘Moge ik mijn leven voor jou geven, waarom laat je anderen niet dit werk doen?’ De Imam (a) zei: ‘Waarom moet ik het anderen laten doen,  als zij die beter waren dan ik dit werk ook hebben verricht?’
Ali Batai vroeg: ‘Wie waren diegenen?’

Hij zei: ‘De Profeet van God (s) en Imam Ali (a), en al mijn vaders en grootvaders.’ (Het nemen van) werk en pijnen is de stijl van de Profeten, en de Uitvoerders van God en Zijn eerzame en fatsoenlijke dienaren waren altijd op zoek naar het werk en de ontberingen van de wereld om te voorzien en te voldoen in hun levensonderhoud met hun eigen verdiensten.’

De Imam (a)’s vroomheid en gebeden

De Imam (a) stond zo bekend om zijn vroomheid en gebeden dat er altijd mensen waren die over hem praatten en zeiden: ‘Hij houdt van gebeden, dienstbaarheid en aanbidding.’ Sheikh Mufeed schreef over hem: ‘Hij was de meest vrome aanbidder van zijn tijd.’ In de nachten was hij druk met gebeden en wanneer hij zich neerboog, verbleef hij lang in deze positie, en datzelfde deed hij als hij huilde, zodat het haar van zijn gezicht nat werd van de tranen.

Maulana Shabli, een van de Sunnitische geleerden schreef over hen: ‘Imam Musa Kadhim (a) was de meest vrome en gnostische man van zijn tijd. Hij was de meest verstandige, wijze, vrijgevige en genadevolle van allen. Hij hielp en bezocht de onderdrukten en het grootste deel van de tijd was hij bezig met het in het geheim zeggen van zijn gebeden. Hij zei dan: ‘Oh God, maak de dood makkelijk voor me en vergeef me wanneer ik word ondervraagd op de Dag Des Oordeels.

Hij was zo’n liefhebber van God dat het iedereen zou verbijsteren en verbazen. Zo erg dat hij Fazal liet huilen in de gevangenis. De speciale dienstmeid van Haroon, die naar de gevangenis werd gestuurd om de aandacht van de Imam (a) te trekken en het hart van de Imam (a) voor zich te winnen,  was zo geraakt door hem dat ze huilend terugging en bij Haroon protesteerde tegen de opsluiting van de Imam (a).

Gebeurtenissen in het leven van de Imam (a)

De Imam (a)’s eerste migratie naar Bagdad

Imam Musa al-Kadhim (a) leefde onder de meest cruciale tijden van de regimen van de Abbasid koningen die werden gekenmerkt door hun tirannieke en wrede regering. Hij maakte de regeringen van Mansur, Mahdi en Harun ar-Rashid mee. Mansur werd vermoord in het jaar 158 na Hijrah en zijn zoon ‘Mahdi’ volgde hem op als de volgende khalief. Hij nam een politiek aan van het bedriegen van het volk. Hij deed zichzelf voor en gedroeg zich als een religieus persoon in het bijzijn van de mensen, maar beging zondes in het geheim. Toen hij aan de macht kwam, bevrijdde hij de politieke gevangenen, de volgelingen (Shias) van de Imam (a), en gaf de toegeëigende bezittingen aan hen terug. Maar hij gaf grote beloningen aan de dichters die lelijke taal gebruikten over de familie van Imam Ali (a). Hij gaf in zo’n geval een prijs van zeventig duizend dirhams aan ‘Bushar Bin Burd’ en honderd duizend dirhams aan ‘Marwan’. Hij besteedde de ‘Bait-ul-Mal (Schatkist van de moslims) aan zijn eigen luxe en genoegens. Zo gaf hij vijftig miljoen dirhams uit in verband met het huwelijk van zijn zoon. Toen zijn spionnen hem een keer informeerden over de bekendheid van de Imam (a) en de genegenheid die mensen naar hem toonden, raakte hij erg van streek en gaf het bevel om de Imam (a) van Medina naar Baghdad te sturen en hem gevangen te nemen. Abu Khalid zegt: ‘Op een dag arriveerde de Imam (a) vergezeld door ambtenaren bij mijn huis in ‘Zubala’. De Imam (a) droeg me, buiten het zicht van de ambtenaren, in een mum van tijd op om een aantal dingen uit te voeren. Ik was erg overstuur en bedroefd en ik huilde. De Imam (a) zei tegen me: ‘Heb geen angst over mij, want ik zal snel terug komen, en wacht op me op deze bepaalde dag en op die en die plaats.’
Ik presenteerde mezelf zoals de Imam (a) me had bevolen en ik zag hem een caravaan leiden. Ik was erg gelukkig en ging vooruit en kuste de Imam (a). Hij zei: ‘Oh, Abu Khalid, ze zullen me opnieuw naar Baghdad brengen en ik zal niet van die reis terugkeren.’

Toen ik zocht naar de reden van de vrijlating van de Imam (a) kwam ik erachter dat Mahdi Imam Ali (a) in zijn droom zag, op diezelfde avond. Hij gaf hem een standje en waarschuwde hem met woedende en boze blikken. In de ochtend liet hij de Imam (a) vrij en stuurde hem eervol en respectvol terug naar Medina.

Ondanks de extreme verstikkende en onderdrukkende sfeer in Medina was de Imam (a) bezig met het leiden van de mensen. Niet lang hierna stierf Mahdi en zijn zoon Hadi volgde hem op. Hadi had, in tegenstelling tot zijn vader, niet het ogenschijnlijke gedrag en startte openlijk en duidelijk een strijd tegen de zonen van Ali. De meest schaamteloze van zijn misdaden was de droevige en hartverscheurende gebeurtenis van ‘Fakh’, wat wordt gezien als het tweede historische voorval na die van Karbala.

Hadi was een smerig en onbekwaam persoon met een slecht karakter. Hij gaf grof geld uit aan luxe en genoegens en besteedde geld in overvloed aan diegenen die voor hem zongen en dichtten. ‘Hadi’ stierf in het jaar 170 na Hijrah en ‘Haroon’ volgde hem op. De Imam (a) was toen 42 jaar oud. Het tijdperk van Haroon was het hoogtepunt van de  macht van de Abbasiden.

Tegenwerking van Haroon jegens de familie van Imam Ali (a)

Haroon ergerde zich enorm aan de oppositie van de zonen van Imam Ali (a) tegen de Abbasiden. Hij gebruikte alle mogelijke middelen om te proberen de mensen van de familie van Imam Ali (a) te scheiden. Hij gaf veel geld aan dichters om de familie van Imam Ali (a) te kleineren. Zo gaf Mansoor de opdracht dat een van de dichters, die ongepaste taal had gebruikt jegens de familie van Imam Ali (a), geleid mocht worden naar de schatkist, zodat hij kon kiezen en pakken wat hij wilde.

Hameed Bin Fahtaba, die een afgevaardigde was van Haroon in Khorasan (Iran), overleverde aan Bazzaz Naishapuri dat Haroon een tuin had in Naishapur, die hij ieder jaar bezocht. In een van die jaren riep hij me bij zich om middernacht en zei: ‘Vertel me, hoe trouw ben je aan mij?’ Ik zei dat ik mijn leven voor hem zou offeren. Hij zei: ‘Wat nog meer?’ Ik zei: ‘Mijn religie’. Haroon hief zijn hoofd, lachte en zei: ‘U heeft gezegd wat ik wilde. Kom, neem dit zwaard en voer het bevel uit van mijn slaaf..’

De slaaf leidde me naar een huis waar zestig mannen, jong en oud, van de familie van Imam Ali (a) gevangen werden gehouden. Toen haalde hij ze er een voor een uit en gaf me het bevel ze te doden en ik gehoorzaamde en voerde zijn bevel uit. Nadat ik hen allen had vermoord, gooide ik hen in een put van het kamp voor krijgsgevangenen, die vooraf was gegraven.

Oh vriend! Wanneer ik aan dit incident denk, krijg ik rillingen en beeft mijn lichaam. Haroon ging zover dat hij het bevel gaf om het graf van Imam Hussain (a) en de omliggende huizen kapot te maken en zo te begraven dat de mensen zijn graf niet meer konden bezoeken.

De Imam (a)’s gelofte

Duidelijk zal zijn dat Imam Musa Kadhim (a) zeker niet met zo’n terroristisch en moordenaarsregime kon samenwerken en het eens kon worden en stil kon blijven. Daarom stond hij op tegen Haroon. Waar hij het nodig achtte, presenteerde en onthulde hij de wandaden en het onislamitisch karakter van Haroon voor het oog van de mensen en bracht hem tot schaamte en onteerde hem. Hij gaf het bevel aan zijn vrienden om iedere vorm van hulp of steun aan hem te vermijden. Hij vertelde zijn vriend ‘Safwan’: ‘Je bent een goede man in alle aspecten, behalve dat je je kamelen verhuurt aan Haroon’. ‘Safwan’ antwoordde: ‘Ik geef ze alleen aan hem voor de Hajj en ik ga dan niet met hem mee.’ De Imam (a) zei: ‘Oh safwan, vind jij het niet fijn dat jij je huur ontvangt, zolang Haroon blijft leven?’ Hij zei: ‘Ja, dat klopt.’ De Imam (a) zei: ‘De persoon die het fijn vindt dat een tiran blijft leven, is een van hen.

Hoewel Safwan een afspraak met Haroon had die bestond uit het leveren voor de middelen en het materiaal aan de khalief voor zijn Hajj, hoorde hij wat de Imam (a) zei en verkocht al zijn kamelen. Haroon wees hem terecht en stond erop dat hij de reden zou onthullen van de verkoop van zijn kamelen, maar Safwan vertelde het niet.

Uiteindelijk begreep Haroon het en zei tegen hem: ‘Wanneer ik geen respect zou hebben voor jouw vriendschap in het verleden, zou ik nu het bevel geven om je te onthoofden. Ik weet zeer goed wie jou heeft bevolen dit te doen. Musa Ibn-e-Jaffar (a) gaf jou het bevel.’

Hoewel de Imam (a) het niemand toestond om ook maar een beetje samen te werken met Haroon, gaf hij een groep kundige en betrouwbare mannen het bevel om de overheid te infiltreren, invloed op te bouwen en de vrienden van de Imam (a) te helpen bij moeilijkheden en hen te informeren over beslissingen gemaakt door de overheid. Daarvoor gaf hij toestemming aan Ali Ibn-e-Yaqteen om op de post van Haroon’s minister te zitten en zijn vrienden en Shias te helpen.

Op een dag schreef de Imam (a): ‘Wanneer je alleen bent, maak dan de wassing zoals wij. Maar wanneer anderen bij je zijn, maak dan de wassing zoals zij doen. Accepteer de geschenken die je als een test door Haroon gegeven worden en wijs ze niet af.’

De Imam (a)’s tijden in de gevangenis

In 179 na de Hidjrah bezocht Harun ar-Rashid Medina. Het vuur van boosheid en jaloezie jegens de Ahl-al-Bait was in zijn hart ontstoken toen hij de grote invloed en de populariteit zag die de heilige Imam (a) onder de mensen genoot. Hij arresteerde de Imam (a) terwijl hij zijn gebed deed in de tombe van de heilige Profeet (s). Hij werd toen meegenomen en in Basra gevangen gehouden. Daarna werd hij weer naar Baghdad verplaatst. De reden van het wisselen van gevangenis was dat Haroon iedere gevangenisbaas had gevraagd om de Imam (a) te doden, maar zij niet toegaven aan zijn wens. Uiteindelijk heeft de Imam (a) ongeveer twintig jaar van zijn leven in de gevangenis doorgebracht, afgesloten van de buitenwereld en in diep verdriet.

Sterfte

Sindi, een meedogenloze beul, heeft  de Imam (a)  uiteindelijk vergiftigd. Haroon probeerde de dood van de Imam (a)  te laten lijken als een natuurlijke en normale dood, met behulp van valse getuigen. Dit om zichzelf door deze listen en trucs vrij te spreken van die misdaad en ook om zijn aanhangers en volgelingen te weerhouden van een mogelijke opstand. Maar tevergeefs. Uiteindelijk vond er een opstand plaats met dank aan de inspanningen van een van de kennissen van Haroon, ‘Suleman’ genaamd. Ze sloegen er niet in de begrafenis van de Imam (a) in stilte en in het geheim te houden. Het werd onvermijdelijk voor Haroon om de zich bij de verzameling van rouwenden en de begrafenisceremonies te voegen. Uiteindelijk is de Imam (a) begraven in Kazmain in het midden van het verdriet en de angst van de mensen. Zijn graf is nog steeds een centraal punt voor de Shi’ieten.

Al-Imam (a) al-Kadhim, vrede zij met hem, zei:
 
‘Geen liefdadigheid is superieur aan het geven van een helpende hand aan de zwakken. Wees nooit te beroerd om iets te leren, wat je nog niet weet en wat jou geen schade toebrengt, en negeer nooit om iets te leren, waarbij het negeren jouw onwetendheid zal vergroten.’

© Copyright Ahlalbait Jongeren

Bron: http://www.ezsoftech.com/stories/infallible9.asp,

Scroll naar boven