In de naam van Allah, de Barmhartige de Genadevolle
Biografie
Naam: Ali ibn Musa
Titel: al-Reza
Kunyah: Abul-Hasan
Geboortedag: 11 Zil-Qi’dah 148ste jaar na hijra, Medina
Vader: Imam Musa ibn Ja’far (a)
Moeder: Najmah
Overlijdingsdag: 30 Safar 203de jaar na hijra, Toos (Mashhad)
Begraafplaats: Mashhad (Iran)
Wie is hij (a)
Hij is Ali zoon van Musa, zoon van Ja’far, de zoon van Mohammed, zoon van Ali, zoon van al-Hussain, zoon van Ali zoon van Abu Talib (a). De achtste in de reeks van Imams die tot Ahlalbait (a) behoort.
Zijn Moeder
Er zijn verschillende meningen daarover. Sommigen zeggen dat zij al-Khayzaran werd genoemd. Anderen zeggen dat zij Arwi heet en dat haar bijnaam “blonde van Nubia” was. Anderen zeggen dat zij Najmah heet en haar bijnaam “ummul-Baneen.” was. Anderen zeggen weer dat zij Sekan Nubian werd genoemd; nog zeggen anderen dat zij Takattam werd genoemd.
Het gedrag van de Imam (a)
Normaal worden de armen die zichzelf niet kunnen onderhouden of die niet in staat zijn om te genieten van het leven, niet getolereerd door de maatschappij. Mensen die een eenvoudige leven doorstaan, ondanks hun rijkdom en macht, zijn de echte heiligen. Ahlalbait (a) van de profeet (s) keurden een eigenaardig beleid goed. Die kleedden zich beperkt keurig, omdat anders hun tegenstanders hen zouden beschouwen als straatarm en dat kan hun waardigheid beschadigen. De heiligen waren meestal rijk(materieel), maar ze doorstonden de eenvoud. Hun eenvoudig leven is een bron van troost voor de armen en een model voor de rijken. Dit kan met het leven van Imam Ali (a) worden geïllustreerd. Bijna vijf jaar regeerde hij de moslimwereld als kaliefe (politieke leider). Hij at en kleedde zich zoals heremiet. Imam Ali al-Reza (a) leidde ook het eenvoudige leven, terwijl hij de erfgenaam was.
De geschiedenis herhaalde zich en de mate van eenvoud, waarin Imam Ali ibn Abi Talib (a) leefde, werd weer eens getoond in de persoonlijkheid van Imam Ali al-Reza (a). Hij hield niet van het verfraaien van zijn huis met dure tapijten en in plaats daarvan bekleedde hij zijn vloer met ruwe matten tijdens de winter en grasmatten tijdens de zomer. Als het voedsel werd gediend, riep hij al zijn bedienden en de portier om samen met hem te komen eten. Majdlisi in Biharul Anwar hoofdstuk 49 Pagina 101, schrijft dat onze 8ste Imam bij het eten van zijn maaltijd iedereen aandrong om samen te komen eten totdat de volledige leden van zijn familie, jong en oud en de bedienden aanwezig waren. Op een dag stelde iemand, wie een dierbare was van de Koninklijke plichtpleging en een liefhebbende van Ahlalbait(a), voor dat het beter zou zijn als de bedienden afzonderlijk hun voedsel eten. De Imam(a) reageerde hierop: “Allen worden gecreëerd door Allah! Adam is hun vader en Eva is hun moeder. Iedereen zal door Allah beoordeeld worden op zijn daden. Waarom moet er een onderscheid gemaakt worden in deze wereld’.
Het leven van Imam Ali al-Reza (a) bevat talloze aardigheidjes van deze soort. Eens zei een man tegen de Imam (a): “Door God, er is niemand hoger dan u in edelheid van uw voorvaders.” De Imam (a) zei tegen hem: “Mijn voorvaders zijn geëerd voor hun overgave aan Allah, voor hun eenvoud en vroomheid.” Een andere man verklaarde, “Door God, u bent het beste in de wereld.” Imam (a) corrigeerde hem door te zeggen: ” Iedere mens die vromer is dan mij kan beter zijn dan mij”.
Imam (a) heeft verschillende keren de overlevering van de Profeet (s) verklaard, namelijk dat één zwarte slaaf beter kan zijn dan een persoon van mijn eigen familie als zijn daden beter zijn.
Belangrijke gebeurtenissen in het leven van Imam Ali Al-Reza (a)
Imam Reza(a) was 35 jaar oud toen zijn vader (Imam Musa al-Kathim (a)) in de gevangenis van Haroen al-Rashied (Kaliefe in de tijd van Abbasid) in Bagdad stierf. Destijds heeft hij (a) de verantwoordelijkheden van het Imamat op zich genomen. Op dat ogenblik was Haroen al-Rashid de absolute heerser van Bagdad. De nakomelingen van Imam Ali (a) hebben heel wat te verduren gehad onder de tirannie van de heerser Abbasid. Maar toch droeg Imam Reza (a) de verantwoordelijkheid om de Goddelijke Wet van de Shari’ah te beheren, zoals die door de heilige Profeet (s) en de Imams van Ahlalbait werd beheerd. Na het vermoorden van Imam Musa Ibn Ja’far(a), leefde Haroen al-Rashid nog tien jaar daarna. Hij had minder tolerantie voor het bestaan van Imam Ali Reza (a). Maar hij wist ook dat zijn overheid al een slechte naam heeft gekregen door zijn onderdrukkingsgedrag en door de uiteindelijke moord van Imam Musa Ibn Ja’afar (a). Wellicht was het geweten van de tiran die hem weerhield om de 8ste Imam te martelen. Men zegt dat, om de gunst van de heerser te bereiken, Yahya Barmaki (Haroen’s premier minister) Haroen informeerde dat Imam Ali Ibn Musa (a) het Imamat op dezelfde manier als zijn vader had opgedragen. Haroen antwoordde: “Wij hebben al wreedheden tegen zijn vader uitgeoefend, u verwacht dat ik de hele familie bij elkaar vernietig”.
Haroen gedroeg zich vijandig tegenover de nakomelingen van de profeet (s). De marteling van de meesten van hen in Medina ging gewoon door. De lokale gouverneurs van Medina die de heerser tevreden wouden houden door de wensen van Haroen te vervullen, konden zich niet eerlijk opstellen tegenover Ahlalbait. De mensen die naar kennis streefden konden de Imam (a) niet vrij bezoeken. Hij (a) had weinig ruimte gekregen om zijn aanhangers te onderwijzen, omdat dat openlijk voor de ogen van de agenten van de kaliefe moest gebeuren. Die concentreerden zich namelijk tot het belemmeren van de activiteiten van de Imam(a).
De politieke ruzie laaide in Bagdad tussen de twee zonen van Haroen. De situatie was onstabiel geworden in het rijk. Zijn oudere zoon Amin, die een Arabische moeder had, had de steun van de Arabieren en de meeste grote Abbasid, terwijl de jongere zoon Mamoen een Perzische moeder had en door de Perzen werd gesteund. Om beide partijen te troosten nam Haroen een belofte van beide zonen dat na zijn dood Amin het Arabische deel van het rijk zal heersen, terwijl Mamoen de Perzische deel zal heersen. Haroen stierf in Toos, een noordelijke stad van de Perzische deel van het rijk. Mamoen was met hem en begroef hem daar. Amin in Bagdad kondigde zich onmiddellijk af als kaliefe van het gehele rijk en sloot Mamoen onmiddellijk uit van het heerserschap van de Perzische Provincie.
De hoofdzorg van Mamoen was de Perzische provincie, in welke omstandigheden dan ook, terug te krijgen. Hij realiseerde dat de meerderheid van de Perzen het onderwijs van Ahlalbait goedkeurden en liefhebben. Als hij op de een of andere manier de Imam (a) van Ahlalbait in Medina aan zijn kant kon krijgen, kon hij plan verwezenlijken. Zodra hij zich in die kant van het rijk veilig voelde, zou hij dan zijn broer gemakkelijk buiten sluiten.
Zo kreeg de Imam (a) een bevel om zijn huis in Medina te verlaten en de heerser van Abbasid in verre Toos te gaan ontmoeten. Imam(a) wist dat er een of andere mirakel moest komen. Zo verliet hij zijn vrouw en zijn enige zoon Mohammad Ibn Ali al Jawad (a), die later als Imam Mohammad Taqi (a) in Medina bekend was geworden. Hij riep ook vele grootheden van Medina bijeen (het meest van Banu Hashim) en lichtte hen in om naar de buitenpost van het rijk te gaan om Mamoen te zien. De datum van zijn vertrek was in de maand van Rajab 200 Hijri. Het was een lange reis naar Merve. De Imam(a) ging met een paar van zijn vrienden, die loyaal aan hem waren.
Zijn reis begon van Medina naar Makka, waar hij Umra uitvoerde. Vervolgens nam hij bijna dezelfde route die Imam Hussain (a) in hijri 61 naar Kerbala nam. Halverwege de heuvels van Hejaz, toen hij de woestijn van Najd overstak, veranderde zijn route in die van Imam Hussain (a). Zijn caravan bereikte daarna de oostelijke kant van de stad van Basra (Irak) in de maand Shawwal. Van Basra kruiste hij over de shatt-al-Arab en bereikte de Perzische grondrubriek richting de stad Qum. In de maand van Zulhijja bereikte hij Qum, waar hij voor een korte periode in bleef.
In de maand van Muharram bleef de 8ste Imam (a) in Qum waarin men zegt dat hij voor het eerst een Majdlis (bijeenkomst) vestigde om het martelaarschap van Imam Hussain (a) te herdenken. Dit was de eerste Muharram (in 201 Hijri) waar de traditie van zo een Majlis plaatsvond. De herdenking begon in Perzië op de manier die de Imams van Ahlalbait het wilden hebben. Later werd dat ook waargenomen in Medina en Mekka en door de provincie van Hejdaz en Najd en in wat mindere mate in Irak; waar mensen zich richten naar het heiligdom van Imam Hussain (a).
Na het doorbrengen van de maand Muharram in Qum, ging Imam Al-Reza (a) richting het noordelijke deel van Perzie (Iran) door de bergen Alburz naar de stad van Merv, waar Mamoen met zijn leger zich had gevestigd om het rijk voor hem te waken.
Men denkt dat er historische cirkels zijn. Dat 8ste Imam zich in de politiek mengde, terwijl zijn voorvaderen tot de 7de Imam na het martelaarschap van Imam Ali (a) zich van deze zaak onthielden. Overduidelijk is dat de Imam het beleid van zijn voorgangers niet meer hanteerde, want de Imam (a) kon niet duidelijk de erfgenaam zijn van de kalifaten zonder er betrokken te zijn bij de politiek van de dag. Imam (a) ervaarde de pijn, om erop te wijzen dat het niet zijn wens was, maar dat hij slechts handelde in overeenstemming met de waarschuwing die hij van Mamoen had ontvangen. Hij scheen geen keus te hebben dan op deze gevaarlijke reis te gaan. Als hij had geweigerd of even zijn tegenzin had getoond, dan zou zeker geweld gebruikt worden en dat zou in een vernedering resulteren voor de Imam (a) en zijn familie.
Op zijn aankomst in Merv, heette Mamoen hem met een grote ceremonie welkom. Mamoen behandelde de Imam met grote eer. Toen Mamoen de Imam zijn troon aanbod, weigerde de Imam(a) om zijn aanbod aan te nemen. Na verscheidene pogingen om de Imam te overtuigen om zijn aanbod te accepteren, faalde hij steeds. Mamoen heeft hem verteld om zijn aanbod te accepteren en om de erfgenaam (troonopvolger) te worden na zijn dood. De Imam antwoordde: “ik zal dit accepteren alleen om u tevreden te stellen, maar dit zal toch nooit gebeuren, want ik zal deze wereld verlaten voor u”.
Volgens Yakubi was het de 27ste van Ramadan, in het jaar 201 Hijri dat Imam officieel als duidelijke erfgenaam (opvolger) van Mamoen werd aangewezen(Wali’ahd). De Imam’s naam werd met die van hem op gouden en zilveren muntstukken gegraveerd. De zin op die muntstukken luidde als volgt: “De Koning van God en het geloof, al-Mamoen, Amir en Kaliefe der gelovigen, en al-Reza, Imam van de moslims.” Dit betekende meer dan dat de Imam een officiële predikant was geworden. Mamoen riep de nakomelingen van Abbas, mannen en vrouwen, op om naar Merv bijeen te komen. Het was een bijeenkomst met drieëndertig duizend man. Toen zij allen bijeen kwamen, heeft Mamoen Imam Ali al-Reza (a) naar voren gebracht en gaf hem een plaats van eer in de aanwezigheid van de grootste edelen van Abbasiden. Hij kondigde toen aan dat hij ze had bijeengeroepen, omdat hij alle nakomelingen van Abbas en ook de nakomelingen van Ali had overwogen en dat hij in zijn onderzoek niemand vond die meer waardig is om zijn opvolger te worden dan Ali al-Reza(a). Hij erkende hem openbaar als zijn opvolger (Kulaini). Hij gaf toen zijn dochter Umme Habib als bruid aan hem. Hij gaf ook het bevel naar het buitenland, dat het dragen van zwarte vlaggen, die het symbool vormde van de Abbasid regering na de vernietiging van Ummayads, zou moeten worden beëindigd en dat het vervangen zou moeten worden door de kleur groen. Groen is de kleur van Ahlalbait (a) en het huis van Ali (a) en dat was de orde van de dag.
Zodra dit verhaal bekend was geworden, nam de politieke interesse in Mamoen enorm toe. Hij was verzekerd van de volledige steun van de Perzen. Met hun steun is zijn leger het kapitaal van het Abbasid rijk (Bagdad) binnengevallen. Amin werd gedood en zijn hoofd werd verzonden naar Mamoen om zichzelf als enige heerser van het rijk van de Abbasid te zien. Echter Mamoen was nog niet veilig op zijn troon. De Arabische partij die aan de kant van Amin stond, hield nooit van de benoeming van Imam Ali al-Reza (a) als de opvolger van Mamoen. Het maakt niet uit hoe het over kwam bij hen. De leiders van de familie Abbasid in Irak namen waar dat door deze benoeming het belangrijkste gezag in het rijk zeer waarschijnlijk bedreigd wordt. Zij kwamen daarom bijeen en kondigden aan dat de opvolger van de kaliefe af moest stammen van zijn familie (Abbasid). Imam Ali al-Reza (a) stamde niet direct af van deze familie. Daarom werd de verklaring van Mamoen ongeldig verklaard. Zij zworen trouw aan Ibrahim al Mehdi, de oom van Mamoen, als hun nieuwe kaliefe. Deze afkondiging vond op de vijfde van Muharram 202 Hijri plaats.
Terwijl Imam Reza (a) met Mamoen in Merv waren, organiseerde zijn premier Minister Fadl ibn Sahl een conferentie over godsdiensten. Hierbij nodigde hij de leiders van verschillende sekten, met inbegrip van de Zoroastrains, de Christenen en de Joden. Zij wilden horen wat de Imam van Ahlalbait moest zeggen om op hen indruk te maken betreffende zijn geestelijke capaciteiten en voortreffelijkheid. In die besprekingen met de leiders van andere geloven, heeft de Imam(a) de positie van de feilloze Profeten en de Imams verduidelijkt. Deze conferenties waren zo succesvol, dat de positie van Mamoen geheel hersteld werd door de invloeden van de Imam (a) op de mensen.
Op Eidul Fitr werd de gehele strategie van Mamoen en zijn schijnheiligheid en bedrog blootgesteld. Hij had de Imam(a) gevraagd om dat jaar de gebeden van Eidul Fitr aan het einde van de Ramadan te leiden. Eerst weigerde de Imam dat, maar na aandringen van Mamoen ging de Imam ermee akkoord voor één voorwaarde dat hij de gelegenheid zal leiden als hij daarvoor geschikt zou zijn. Op de ochtend van Eidul Fitr hebben de militairen en burgers zich verzameld buiten de deur van de Imam(a), wachtend op de Imam(a) om de gebeden te leiden. Zij zagen de Imam (a) met blote voeten, met een wit overhemd en met een wit hoofddeksel uit zijn huis komen. Imam(a) adviseerde ook zijn metgezellen om hem op dezelfde manier te volgen. Hij kwam uit op de weg aan de moskee buiten de stad van Merv. Alle burgers die de Imam(a) op deze manier zagen, hebben hetzelfde gedaan. Iedereen liep met blote voeten net als de Imam. Zelfs militaire leiders en de burgerlijke rechters liepen met blote voeten. Een reusachtige menigte volgde de Imam(a). Hij zei luid Takbir en allen volgden hem daarop en schreeuwden Takbir (Allah is groot). De situatie werd zo gespannen dat Mamoen werd geïnformeerd over dit reusachtige gebeuren dat zich plaatsvond. Hij heeft onmiddellijk een verzoek naar de Imam(a) verzonden zich van het leiden van de Eid- gebeden terug te trekken. Imam trok zich terug; het bedrog van de heerser was duidelijk geworden.
Na ongeveer een jaar van het verblijf van de Imam (a) in Merv besloot Mamoen om iets te doen over de situatie in Irak. Hij wist dat zijn oom Ibrahim al Mehdi als kaliefe daar in zijn plaats was afgekondigd. Dit was een doorn in het oog van Mamoen. Hij besloot dat het tijd werd voor hem om van Khorasan terug te keren en zijn rechten persoonlijk te nemen. Hij had immers zijn positie al versterkt met behulp van de Perzen. Met een reusachtig leger bereidde Mamoen zijn terugreis naar huis voor. Hij werd begeleid, zoals Yakubi het vermeldt in zijn geschiedenis, door Imam al Reza (a) als zijn duidelijke erfgenaam(opvolger) en door zijn premier minister Fadl ibn Sahl, die de houder van twee bureaus werd genoemd; burgerlijk en militair. Hij is de premier minister evenals de leider van het Leger.
Toen zij de stad van Sarakhs bereikten, werd Fadl ibn Sahl in zijn bad vermoord door twee personen, Ghalib al Rumi en Sarraj al Khadim. Zij waren ontdekt door Mamoen die hen onmiddellijk doodde, zodat er geen geruchten zouden ontstaan over hem. Hij was bang dat zijn plannen niet zouden worden verwezenlijkt. Mamoen had zijn verdenkingen over zijn premier minister die in het geheim een gunst met de Abbasiden in Bagdad bereikte. De historici vermeldden de naam van Mamoen als de moordenaar van Fadhl ibn Sahl.
Binnen twee dagen na deze moord, toen het leger de stad Toos bereikt heeft, werd Imam Reza ziek en stierf binnen drie dagen na zijn ziekte. Yakubi rapporteerde dat zijn ziekte niet meer dan drie dagen heeft geduurd en men rapporteerde dat Ibn Hisham, de favoriete aanhanger van Mamoen de Imam (a) had vergiftigd en dat dat zijn dood veroorzaakte. Hij mengde het gif in druiven en toen Imam (a) de druiven had gegeten werd hij ziek. Op dezelfde manier stierf ook Imam Hasan (a) in drie dagen.
Ibn Babawaih brengt diverse redenen met elkaar in verband die Mamoen had voor het vergiftigen van de Imam (a). Namelijk de macht. Het laat ook de omstandigheden zien waarin Imam Ali Reza (a) zijn zoon Mohanmmad ibn Ali als zijn opvolger van het Immamate aangewezen heeft.
Imam Ali Reza (a) stierf en werd ver weg van Medina begraven. Ver van het huis van Ahlalbait(a), de Profeet(s). In Sanabad, over een mijl van het dorp waar hij stierf,hebben ze hem begraven naast het graf van Haroen al- Rashid die daar tien jaar geleden werd begraven. Ambities van Mamoen om het rijk onder zijn voeten te krijgen werd bijna waar gemaakt, want hij wist dat het leger onder de huidige omstandigheden onder zijn bevel zou blijven en hem niet in de steek zou laten. Zo was hij af van de imam(a) en bereikte Bagdad met de verklaring dat Kalifaatschap van Banu Abbas in de familie zou blijven. Ibrahim al Mehdi werd later gedood en Mamoen werd de opperste leider.
© Copyright Ahlalbait Jongeren
Bronnen
http://www.imamreza.net/eng/imamreza.php?id=1207
http://www.al-islam.org/kaaba14/11.htm#Imam’s%20Conduct