In de naam van Allah, de Barmhartige de Genadevolle
Imam Ali (a) is een belangrijke persoon in de geschiedenis van de Islam. Hieronder volgen 46 overleveringen van de heilige profeet Mohammed (s) over de status en de eigenschappen van Imam Ali (a)!
1) De Profeet (s) zei: “De betiteling van het boek der gelovigen is de liefde voor Ali (a)”
Bron: Al-Manaqib of Ibn Al-Maghazeli, 243; Tarikh Baghdad of Al-Khatib Al-Baghdadi, 4/410; Al-Jami^ of Al-Sayuti, 2/145; Yanabi^ Al-Mawda.
2) De Profeet (s) zei: “Er is geen zwaard behalve Dhul-Fiqar, en geen man behalve Ali (a)”
Bron: Mustadrak Al-Sahihain of Al-Hakim Al-Nisabori, 2/385; Sunan Al-Bayhaqi, 3/376; Ibn Al-Maghazeli, 197; Al-Tabari, 2/514; Al-Riyadh Al-Nudhra, 2/190.
3) De Profeet (s) zei: “De drager van mijn vlag in dit leven en het hiernamaals is Ali (a).”
Bron: Kenz Al-Omal, 6/122; Al-Tabari, 2/201; Al-Khawarizmi, 250; Al-Fadha’il of Ahmad, 253; Ibn Al-Maghazeli, 42/200.
4) De Profeet (s) zei: ”Mijn God heeft mij bevolen alle deuren te sluiten behalve de deur van Ali (a).”
Bron: Al-Khasa’is of Al-Nisa’i, 13; Mustadrak Al-Sahihain of Al-Hakim Al-Nisabori, 3/125; Al-Tirmidhi, 13/173; Al-Bayhaqi, 7/65; Yanabi^ Al-Mawda, 282; Musnad Ahmad, 4/369; Ibn Al-Maghazeli, 245; Yanabi^ Al-Mawda, 126.
5) De Profeet (s) zei: “De drie ware gelovigen zijn; de gelovige in de periode van Al Ya-Sin, de gelovige tijdens de periode van de Pharaoh, en de beste van allemaal, Ali (a).”
Bron: Al-Manaqib of Ahmad, 194, 239; Kenz Al-Omal, 5/31; Al-Jami^ of Al-Suyuti, 2/83; Ibn Al-Maghazeli, 245; Yanabi^ Al-Mawda, 126.
6) De Profeet (s) zei: “Degene die mijn leven wilt leven en mijn dood wil sterven zal zich binden met Ali (a).”
Bron: Musnad of Ahmad, 5/94; Mustadrak Al-Sahihain of Al-Hakim Al-Nisabori, 3/128; Kenz Al-Omal, 6/217; Al-Tabarani.
7) De Profeet (s) zei: “Op de dag des Oordeels zal gezegd worden; O Mohammed (s), moge Allah jouw vader zegenen, en Ibrahim (a) en jouw broer Ali (a).”
Bron: Al-Fadha’il of Ahmad, 253; Ibn Al-Maghazeli, 67; Al-Khawarizmi, 83; Al-Riyadh Al-Nudhra, 2/201.
8) De Profeet (s) zei: “Iedere profeet heeft een opvolger en een erfgenaam en mijn opvolger en erfgenaam is Ali (a).”
Bron: Kenz Al-Omal, 6/158; Tarikh Baghdad of Al-Khateeb Al-Baghdadi, 11/173; Shawahid Al-Tanzil, 2/223; Yanabi^ Al-Mawda, 94.
9) De Profeet (s) zei: “O Allah (swt), laat mij niet sterven totdat ik het gezicht van Ali (a) gezien heb.”
Bron: Al-Riyadh Al-Nudhra, 2/201; Al-Fadha’il of Ahmad, 253; Ibn Al-Maghazeli, 67; Akhtab Khawarizm, 83.
10) De Profeet (s) zei: “Wij zijn van dezelfde boom geschapen, ik en Ali (a).”
Bron: Manaqib Al-imam Ali Ibn Abi Talib (a) of Ibn Al-Maghazeli Al-Shafi^i.
11. De profeet Mohammed (s) zei: “De persoon met het meeste kennis in mijn natie na mij is Ali (a)”.
Bron: Manaqib Al-Imam Ali Ibn Abi TAlib (a) of Ibn Al-Maghazeli Al-Shafie
12. De profeet Mohammed (s) zei: “Verfraai jullie bijeenkomsten door het noemen van Ali (a)”.
Bron: Mustadrak Al-Sahihain of Al-Hakim Al-Nisabori, 3/109; Musnad Ahmad, 4/368, 5/419; Al-Khasa’is of Al-Nisa’I, 9; Ibn Al-Maghazeli, 16; Al-Manaqib of Akhtab Khawarizm, 94; Tarikh Baghdad of Al-Khateeb Al-Baghdadi, 8/290; Yanabi^ Al-Mawda.
13. De profeet Mohammed (s) zei: “De gerechtigste persoon in mijn natie is Ali (a)”.
Bron: Ibn Al-Maghazeli, 70; Arjah Al-MatAlib, 544.
14. De profeet Mohammed (s) zei: ” Ik ben de waarschuwer en de gids na mij is Ali (a)”.
Bron: Musnad Ahmad, 1/151; Al-Tirmidhi, 2/135; Al-Khasa’is of Al-Nisa’I, 20; Kenz Al-Omal, 1/247; Ibn Al-Maghazeli, 222.
15. De profeet Mohammed (s) zei: “Vrijstelling van het hellevuur komt met de liefde voor Ali (a)”.
Bron: Mustadrak Al-Sahihain of Al-Hakim Al-Nisabori, 2/241; Tarikh Baghdad of Al-Khateeb Al-Baghdadi, 6/851; Akhtab Khawarizm, 86; Ibn Al-Maghazeli, 90.
16. De profeet Mohammed (s) zei: “Voor wie ik zijn meester was, Ali (a) is zijn meester”
Bron: Mustadrak Al-Sahihain of Al-Hakim Al-Nisabori, 3/129; Kenz Al-Omal, 6/157; Al-Dilmi.
17. De profeet Mohammed (s) zei: “Er zou niemand voor Fatima geschikt zijn, als God, Ali (a) niet gecreëerd had.”
Bron: HAliyat Al-Awliya’, 1/34; Al-Riyadh Al-Nudhra, 2/177; Ibn Al-Maghazeli, 242; Al-Khawarizmi, 42; Yanabi^ Al-Mawda, 112.
18. De profeet Mohammed (s) zei: “Voor diegenen die in me geloven en me vertrouwen, ik adviseer hen de wilalyat van Ali (a)”.
Bron: Al-Jami^ of Al-Suyuti, 1/230; Al-Riyadh Al-Nudhra, 2/168; Tarikh Baghdad of Al-Khateeb Al-Baghdadi, 1/316; Ibn Al-Maghazeli, 49; Yanabi^ Al-Mawda, 266.
19. De profeet Mohammed (s) zei: “De eerste van jullie die de Rivier bereikt, is de eerste persoon die de Islam accepteerde: Ali (a)”.
Bron: Kenz Al-Omal, 6/154; Al-Tabarani, 5/32; Al-Riyadh Al-Nudhra, 1/165; Dhaka’ir Al-^Aqi, 65; Ibn Al-Maghazeli, 230.
20. De profeet Mohammed (s) zei: “Niemand wordt toegelaten op de Brug behalve door de wilayat van Ali (a)”
Bron: Ibn Al-Maghazeli, 15; Al-Isti^ab, 2/457.
21. De Profeet (s) zei: ”Niemand spreekt namens mij behalve Ali (a.s).”
Bron: Ibn Al-Maghazeli, 119, 242; Al-Riyadh Al-Nudhra, 2/177; Yanabi^ Al-Mawda, 112, 419; Al-Khawarizmi, 253.
22. De Profeet (s) zei: ”De meeste ellendige persoon van het begin tot het einde van deze wereld is de moordenaar van Ali (a).”
Bron: Mustadrak Al-Sahihain of Al-Hakim Al-Nisabori, 3/141; Musnad Ahmad, 4/263; Al-Khasa’is of Al-Nisa’i 39; Al-Tabari, 2/408; Kenz Al-Omal, 5/58.
23. De Profeet (s) zei: ”Er is een boom in het Paradijs, Tuba genoemd, waar de wortels in het huis van Ali (a) gevestigd zijn en de tak is Ali (a).”
Bron: Mustadrak Al-Sahihain of Al-Hakim Al-Nisabori, 3/109; Musnad Ahmad, 4/370; Al-Khasa’is of Al-Nisa’i, 25; Al-Tirmidhi; Al-Tabarani.
24. De Profeet (s) zei: ”Ali (a) is de onderscheider tussen waarheid en valsheid. ”
Bron: Mustadrak Al-Sahihain of Al-Hakim Al-Nisabori, 3/132; Musnad Ahmad, 1/331; Yanabi^ Al-Mawda, 92.
25. De Profeet (s) zei: ”De meest rechtvaardige persoon is Ali (a).”
Bron: Al-Bayhaqi. 4/35; Kenz Al-Omal, 7/176; Al-Jami^ of Al-Suyuti, 2/2276; Ibn Al-Maghazeli, 93.
26. De Profeet (s) zei: ”De hand van Ali (a) en mijn hand zijn gelijk in rechtvaardigheid.”
Bron: Mustadrak Al-Sahihain of Al-Hakim Al-Nisabori, 3/14; Al-Tabari, 2/272; Al-Tirmidhi, 2/299; Ibn Al-Maghazeli.
27. De Profeet (s) zei: ”Ali (a) is mijn broeder in dit leven en het hiernamaals.”
Bron: Al-Khasa’is of Al-Nisa’i, 5; Al-Tirmidhi; Yanabi^ Al-Mawda, 61; Ibn Al-Maghazeli, 37; Yanabi^ Al-Mawda, 57.
28. De Profeet (s) zei: ”Ali (a) is de meest goede mens en wie dat ontkent begaat Godslastering.”
Bron: Ibn Al-Maghazeli, 129; Yanabi^ Al-Mawda, 233; Tarikh Baghdad of Al-Khateeb Al-Baghdadi, 5/37; Al-Khawarizmi, 235.
29. De Profeet (s) zei: ”Ali (a) is de deur van dienstbaarheid aan God en wie deze deur binnentreedt is een ware gelovige.”
Bron: Mustadrak Al-Sahihain of Al-Hakim Al-Nisabori; Kenz Al-Omal, 6/156; Al-Dilmi.
30. De Profeet (s) zei: ”Ali (a) is de Imam van de goedheid, de strijder tegen onrecht, de helper van de mensen die hem om hulp vragen, en verlaat mensen die hem in de steek laten.’‘
Bron: Kenz Al-Omal, 6/153; l-Darqatani.
31.De profeet (s) zei: ”Ali (a) is de Imam der vromen, de prins der gelovigen en de leider van de prachtige personen.”
Bron: Mustadrak Al-Sahihain of Al-Hakim Al-Nisabori, 3/129; Kenz Al-Omal, 6/153
32. De profeet (s) zei: ‘Ali (a) is tot mij wat Haroun (a) was tot Mozes (a).”
Bron: Mustadrak Al-Sahihain of Al-Hakim Al-Nisabori, 3/137; Ibn Al-Maghazeli, 65, 104; Al-Tabarani; Haliyat Al-Awliya’, 1/63; Akhtab Khawarizm,229.
33.de profeet (s) zei: ”Ali (a) heeft het recht over deze natie zoals het recht van een vader over zijn zoon.”
Bron: Muslim,2/361; Al-Tirmidhi, 2/299; Al-Hakim, 3/130; Musnad Ahmad, 3/198; Al Nisa’i, 7; Asad Al-Ghaba, 3/40
34. De profeet Mohammed (s) zei: ”Ali (a) is met de Koran, en de Koran is met Ali (a).”
Bron: Al-Bukhari, 5/19, Muslim, 2/360; Al Tirmidhi, 5/304; Mustadrak Al Sahihain of Al-Hakim Al-Nisabori, 3/109; Ibn Majah, 1/128; Musnad Ahmad, 3/328
35. De profeet Mohammed (s) zei: ”Ali (a) en zijn shia zijn succesvollen.”
Bron: Ibn Al-Maghazeli, 47; Mizan Al-^^\Itidal, 2/313.
36: De profeet Mohammed (s) zei: ” Ali (a) is de deur van mijn kennis, en die zal diegene zijn die over mijn volk naar wie ik gestuurd werd zal getuigen.”
Bron: Tafsir Al-Tabari, 3/171; Shawahid Al-Tanzil, 2/356; Al-Darr Al-Manthour, 6/379; Yanabi^ Al-Mawda, 61.
37: De profeet Mohammed (s) zei: ” Liefde voor Ali (a) is geloof en haat voor Ali (a) is hypocrisie.”
Bron: Ibn Al-Maghazeli, 67; Al-Khawarizmi, 236; Fara’id Al-Samateen; Yanabi^ Al-Mawda.
38: De profeet Mohammed (s) zei: ” Ali (a) is de verdeler tussen het paradijs en de hel”.
Bron: Mustadrak Al-Sahihain of Al-Hakim Al-Nisabori, 3/127; Kenz Al-Omal, 5/30; Al-Jami^ of Al-Suyuti, 1/374; Al-Tirmidhi; Ibn Maghazeli, 80.
39: De profeet Mohammed (s) zei: ” De positie van Ali (a) onder de mensen is als Surat Qul HU Allahu Ahad in de Koran.”
Bron: Muslim, 1/48; Al-Tirmidhi, 2/299; Al-Nisa’i, 27; Musnad Ahmad, 6/299; Ibn Al-Maghazeli, 191.
40. De Profeet (s) zei: “Ali (a) is de geliefde tussen twee vrienden, ikzelf en Ibrahim (a).”
Bron: Yanabi^ Al-Mawda, 88; Fara’id Al-Samateen; Bea^ Al-Abrar; Moniq Ibn Ahmad Al-Khawarizmi.
41. De Profeet (s): “Wie zich van Ali (a) afzondert, zondert zich van mij af, en wie zich van mij afzondert zondert zich van Allah (swt) af.”
Bron: Ibn Al-Maghazeli, 45; Yanabi^ Al-Mawda, 181.
42. De Profeet (s): “Ali (a) is van mij en ik ben van hem, en hij is de beschermer van iedere ware gelovige na mij.”
Bron: Ibn Al-Maghazeli, 69; Yanabi^ Al-Mawda, 125.
43. De Profeet (s): “Ali (a) is de meest geliefde bij God en Zijn Profeet van de hele schepping.”
Bron: Kenz Al-Omal, 5/33; Al-Riyadh Al-Nudhra, 2/211; Ibn Al-Maghazeli, 219.
44. De Profeet (s): “Het noemen (herinneren) van Ali (a) is een vorm van verering, en zijn gezicht aanschouwen is een vorm van verering.”
Bron: Mustadrak Al-Sahihain of Al-Hakim Al-Nisabori, 3/123; Kenz Al-Omal, 6/156; Al-Tabarani; Ibn Al-Maghazeli, 240, 278; Al-Khawarizmi, 62.
45. De Profeet (s): “Liefde voor Ali (a) is een goede daad, dus laat deze niet ten gronde gaan met het begaan van zonden.”
Bron: Al-Tabarani; Yanabi^ Al-Mawda, 2/3.
46. De Profeet (s): “Wie zich van Ali (a) afzondert, zondert zich van mij af, en wie zich van mij afzondert zondert zich van Allah (swt) af.”
Bron: Ibn Al-Maghazeli, 45; Yanabi^ Al-Mawda, 181.