In de naam van Allah, de meest Barmhartige de meest Genadevolle
“Islam” betekent de actieve onderwerping aan de ene God. Het is een strikt monotheïstische religie, omdat het de aanbidding beperkt tot de enige echte God, die de Schepper van het heelal is. Vrede (de wortel van waaruit het woord Islam is afgeleid) wordt bereikt door volledige gehoorzaamheid aan de geboden van God, want God is de bron van alle vrede. De definitie van het woord “Allah” betekent “Iemand die het verdient bemind te worden” en “tot wie iedereen toevlucht zoekt”. Door Zijn beschrijving van Zichzelf in de heilige Koran, en door Zijn boodschappers (profeten), hebben we het voorrecht van het kennen van onze Schepper.
Moslims zijn mensen die in één God geloven en die Mohammed (s) zien als de laatste Profeet van God. Zij wijden hun leven aan het dienen van God, de Schepper en Onderhouder van het universum.
“O Profeet (Mohammed), voorwaar, Wij hebben jou gezonden als een getuige en als een brenger van verheugende tijdingen en als een waarschuwer en als iemand die met Zijn toestemming tot Allah oproept en als een helder verlichtende lamp” [De Heilige Koran 33:45,46]
De Islam leert dat God (Allah genoemd in het Arabisch) de bron is van alle scheppingen en dat de mens Zijn beste schepping is. Hij communiceert door hen te inspireren tot goedheid en door het sturen van de Profeten die Gods boodschap overbrengen. Moslims geloven dat de eerste Profeet Adam (a) is, gevolgd door een lange keten van Profeten om de mensheid te leiden.
De Koran is, volgens de Islam, het woord van God, geopenbaard aan Profeet Mohammed (s). Op de leeftijd van 40, in een grot op de berg Hira, ontving Profeet Mohammed (s) de eerste openbaring via de aartsengel Gabriël. Gedurende de hierop volgende 23 jaar van zijn leven, tot aan zijn dood, bleef Profeet Mohammed (s) via de engel Gabriël openbaringen ontvangen van Allah. Met name het karakter van de Profeet (s), zijn voorbeeldige leven en zijn zorgvuldige wijze van het introduceren en prediken van het geloof is iets wat de moslims boeit. Hij bewees dat de Islam, wat geopenbaard is door Allah, een absoluut, tijdloos en universeel praktische vorm van begeleiding is.
De Almachtige God zegt in zijn heilige Koran:
“Voorwaar, Wij zonden Onze boodschappers met duidelijke bewijzen en openbaarden hen het Boek en de Weegschaal opdat het mensdom rechtvaardig moge zijn..” (Surah al-Hadid, 57:25)
Het vermeldt vele andere Profeten zoals Noah, Abraham, Isaak, Ismaël, Mozes, Jakob, Jozef en Jezus (a). Alle Profeten hadden dezelfde boodschap, namelijk het geloof in één God, oprecht menselijk gedrag en het geloof in de verantwoording van de menselijke daden aan het einde der tijd.
Voordat Profeet Mohammed (s) overleed, kwamen de moslims naar hem toe en zeiden: “Oh Profeet, jij hebt zoveel voor ons gedaan, je ging door zo veel moeite alleen maar om ons te leiden. Je hebt ons uit de ellende van afgoderij gebracht en je hebt ons naar het licht van het geloof in Allah geleid. En wij willen jou bedanken voor alle moeilijkheden die jij hebt meegemaakt. Vraag ons wat jij wilt en wij zullen het jou geven, oh boodschapper van Allah.”
De Profeet (s) vroeg niets materieels, echter zei hij ook niet dat hij niets wilde. Onze Profeet (s) had één verzoek, en Allah (swt) vertelde hem dit verzoek: Zeg: “Ik vraag u geen loon voor (mijn prediking), behalve liefde jegens mijn verwanten.” [De Heilige Koran 42:23]
Bovengenoemde verwanten zijn de ‘Ahlalbait’. Deze Arabische term betekent letterlijk “de mensen van het huis”, zij die tot de geselecteerde familie van de Profeet (s) behoren. De ‘Ahlalbait’ bestaan uit zijn dochter, Fatima Al-Zahra (a), zijn neef en schoonzoon Imam Ali (a), zijn twee kleinzonen Imam Hasan en Imam Hussain (a) en de negen afstammelingen van Imam Hussain. De Profeet (s) zegt: “Mijn Ahlalbait is als de Ark van Noah. Wie daar aan boord gaat is gered, en wie zich ervan afkeert is vergaan”. In een andere overlevering maakt de Heilige Profeet (s) de gewichtigheid van de Ahlalbait nog duidelijker: “Ik laat aan jullie twee waardevolle dingen achter: Het Boek van Allah (Koran) en mijn Ahlalbait (huisgenoten). Voorwaar, deze twee zullen nooit van elkaar scheiden tot ze naar mij terugkomen bij de rand van de vijver (in de hemel)”.