Het goede aanraden en het slechte afraden

In de naam van Allah, de Barmhartige de Genadevolle

Het goede aanraden en het slechte afraden is iets dat tot de schepping van de mens behoort, het heeft niks te maken met plaats, tijd enz. Als we naar de ouders van een kind kijken, zien we dat ze hun kinderen goede dingen aanraden en slechte dingen afraden.
Elk weldenkende mens zal niet stil blijven als hij iets fout ziet gebeuren. In de Koran komt het goede aanraden en het slechte afraden keer op keer naar voren. In de 157ste vers van Soerah A’raf zien we dat het de 1e taak van een Profeet is. Tevens is het een symptoom van de beste Ummah volgens de 110de vers van Soerah Aal-i Imraan.

Ook in het hadieth komt het goede aanraden en het slechte afraden vaak naar voren. Rasoelullah (s) maakt duidelijk dat deze taak tot de taken van een gelovige behoort. [1] Het goede aanraden en het slechte afraden is anders dan de rest van Furu’ ad-Dien. Bij de vasten, bidden, het geven van khums en zakaat val je niemand lastig, want je doet het voor je zelf. Maar met het goede aanraden en het slechte afraden is het anders. Hierbij voelt degene wie je het goede aanraad zich niet altijd op zijn gemak. Daarom moet een gelovige deze taak goed uitvoeren, want het moet geen slechte, maar goede gevolgen hebben, om zo een goede maatschappij te creëren. Zonder het goede aan te raden en het slechte af te raden is dit niet mogelijk, want als iedereen stil blijft tegenover het slechte zal deze zich spreiden zonder dat iemand hun in de weg staat. Het goede aanraden en het slechte afraden heeft in veel opzichten goede gevolgen:
Ten eerste geestelijke: je doet wat Allah (swt) je heeft opgedragen. Imam Ali (a) zegt tegen zijn zoon: Als je tot de goeden wilt behoren, raad dan aan de mensen het goede aan. Naast geestelijke laat het zijn nut in veel andere opzichten zien, bijvoorbeeld economisch, sociaal en politiek opzicht. Er zijn 3 etappes om het goede aan te raden. Ten eerste moet de mens uit zijn hart haat hebben tegenover dingen wat tot het slechte behoort.

Ten tweede moet tegenover het slechte niet worden gezwegen. En ten derde moet men als de tweede etappe geen effect heeft met fysieke kracht het slechte voorkomen.
De belangrijkste factor bij het goede aanraden en het slechte afraden is dat de methode dat wordt gebruikt invloed moet hebben. Een paar voorbeelden: Als een tekentje geven genoeg is en invloed heeft, is men verplicht dat te doen, als schreeuwen invloed zal hebben, moet dat gebeuren, als onze woorden geen invloed hebben maar die van iemand anders wel, dan moet die persoon erbij worden gehaald. Zo heb je nog veel meer voorbeelden. Wat nodig is bij iemand om het goede te accepteren en het slechte te weigeren zijn het volgende:
1 – Geloof in Allah (swt). Men moet weten dat Allah (swt) alles ziet en dat men in het hiernamaals zijn loon krijgt voor de daden dat hij/zij krijgt. Hierbij moeten we ook weten dat geloven niet alleen genoeg is, maar herdenken ook nodig is.
2 – Allah (swt) bedanken voor de dingen die Hij ons heeft gegeven. Men moet aan de persoon aan wie hij/zij het goede aanraadt over de eigenschappen van Allah (swt) vertellen.
3 – Weten dat onze daden aan Profeet (s) en zijn Ahl’al-Bait (a) worden overhandigd en door hun wordt bekeken.
4/5 – Weten dat onze zondes slechte gevolgen hebben en dat onze goede daden goede gevolgen hebben.

Het verlaten van het goede aanraden en het slechte afraden:
En zwijgende gemeenschap is een dode gemeenschap. Zwijgen tegenover een zonde is een symptoom van angst en zwakte. Dit zorgt ervoor dat het recht verloren gaat. In één van de kortste Hoofdstukken uit de Koran, al-‘Asr, staat: “Voorzeker, de mens is te midden van verlies”. In de vers die deze volgt staan degenen die een uitzondering zijn. Één van hen zijn degenen die elkaar de waarheid aanraden. Hieruit kunnen we concluderen dat als men deze belangrijke taak, aanraden van het goede en afraden van het slechte, verlaat, te midden van verlies is.

In de 251ste vers van de langste hoofdstuk uit de Koran, al-Baqarah, staat dat als een groep van de mensen de slechtheid van de anderen niet voorkomt, de aarde verdorven zal worden. In onze tijd hebben mensen verschillende smoesjes om deze taak niet uit te voeren. Een paar daarvan zijn de volgende: ‘Zondes van anderen gaan mij niks aan’.
Als een dodelijke ziekte zich verspreid in een bevolking, zullen de mensen in die bevolking alles doen om die ziekte te bestrijden. Men hoort hetzelfde te doen met zondes. Deze verspreiden zich net zoals ziektes in een bevolking, wat er weer voor zorgt dat die bevolking in een slechte bevolking verandert.‘Iedereen is vrij om te doen wat hij/zij wilt, het goede aanraden en het slechte afraden staat deze vrijheid in de weg’. Ook dit is een ongeldige smoes. De vrijheid van iemand hoort de vrijheid van een ander niet in de weg te staan. De zondes die worden begaan zorgen ervoor dat de maatschappij wordt vernietigd, daarvoor zijn er regels nodig. De taak van de mensen is om deze regels aan elkaar te herinneren.‘Schaamte en angst’. Verlegenheid dat ervoor zorgt dat men zwijgt tegenover het kwaad, dat het recht uit de weg wil ruimen, zorgt ervoor dat men in deze wereld in een onrechtvaardige gemeenschap leeft en in het hiernamaals in het eeuwige vuur. Hetzelfde geldt voor angst.

Sommigen zijn bang dat hun inkomst zal dalen door het goede aan te raden, maar Imam Ali (a) zegt duidelijk dat het goede aanraden en het slechte afraden aan de inkomsten van niemand iets doet. Sommigen zijn weer bang dat hij zijn vrienden zal verliezen, maar ze moeten zich realiseren dat er geen betere vriend is dan Allah (swt). Zo zijn er andere redenen dat angst wekt bij mensen, dat ervoor zorgt dat ze deze belangrijke taak niet uitvoeren. Als er niks wordt gedaan tegen een zonde heeft dit zeer slechte gevolgen zoals we hiervoor hebben gezien.
Een zonde wordt langzamerhand als normaal beschouwd als de mensen stil blijven. Hier blijft het niet bij, de zonde gaat zich ook verspreiden en soms begaat de persoon die stil bleef zelf de zonde. Men moet niet ervan uitgaan dat alles op zijn gemak zal gaan en zonder gevaar. Zijn daad hoeft ook niet persé resultaat te hebben.

Als voorbeeld kunnen we de Profeet Noah (a) nemen. Hoeveel resultaat had hij uiteindelijk? Ook kunnen we kijken naar Imam Hussein (a), die de mensen uit Koefa waarschuwde om niet met hem te strijden. Maar ook dit had niet veel resultaat bij hun. Maar toch raadden beide het goede aan en raadden het slechte af.

Dit was nodig om het goede naar voren te brengen. Alle Profeten hadden met gevaar te maken, maar toch hebben ze deze daad niet verlaten. Er zijn redenen dat mensen de woorden van degene die het goede aanraad en het slechte afraad minderwaardigen. We kunnen de redenen dat ervoor zorgt dat iemand de waarheid niet accepteert in 2 groepen redenen delen. De eerste zijn innerlijke reden. De belangrijkste hiertussen zijn onwetendheid, dweperij (overdreven ingenomen met iets zijn, vb. nationalisme), hoogmoed (trots) en verboden (haraam) eten (hiermee wordt bedoeld dat het eten niet met recht is gekregen, maar bijvoorbeeld gestolen is of met geld gekocht is dat haraam is).De tweede zijn redenen van buitenaf. Een aantal hiervan zijn de volgende: Propaganda (van het kwaad, dat de mensen van het goede pad af willen laten dwalen), Tegenstrijdigheden (bijvoorbeeld in de maatschappij), economische toestand van de mensen.

Het taken van degene die het goede aanraadt en het slechte afraadt:
Een aantal van de taken die de aanrader van het goede heeft volgens de Koran zijn de volgende: – Ze moeten van de mensen geen materiële ontvangst verwachten (bv. Geld en derg.) [2]
– Om nieuwe personen te verbeteren, moeten ze hun bestaande krachten niet verliezen [3]
– Hun woorden moeten logisch zijn [4] Een aantal belangrijke punten zijn nog het volgende:
– Hun woorden moeten werken, hiervoor moet de toestand gelegen zijn, want niet elk woord heeft altijd, overal en bij elk persoon zijn werking.
– Men moet geen vooroordelen hebben.- Men moet kennis hebben en deze begrijpen Iemand die de mensen naar het goede pad uitnodigt moet dat doen mede door zijn goede gedrag. Men moet niet aan de mensen iets slechts afraden als hij het zelf doet. In een overlevering staat dat zulke mensen worden vervloekt. Er zijn een aantal waarschuwingen voor degene die het goede aanraden en het slechte afraden:
– Wijsheid, kennis: iemand die het goede aanraadt en het slechte afraadt moet van het goede en het slechte afweten en zijn taak op de goede manier doen.
– Hij/zij moet bestendig zijn tegen tegenstand. Deze taak vereist wilskracht.
– Deze taak moet (net zoals de rest van Furu’ ad-Dien) voor Allah (swt) worden gedaan. Men moet dit bijvoorbeeld niet doen omdat hij wraak wil nemen of om racistische redenen.
– Deze persoon moet, zoals we eerder hebben gezegd, een goed gedrag hebben, en een goed humeur.
– Men moet zichzelf niet beter dan de rest zien. We weten nooit hoe de toestand later zal zijn. Het kan zijn dat wij morgen een zondenaar zijn en de ander de betere moslim. Er zijn nog een aantal principes waar men zich aan moet houden:
– Men moet niet de fouten van de mensen proberen te vinden, maar de fouten die hij ziet verbeteren.
– Men moet op de trots van een persoon letten. Men moet over zijn/haar geheime zondes niet in het openbaar hem/haar waarschuwen.- Als de persoon die de fout begaat, een reden hiervoor heeft en wij hiervan niet zeker zijn, moeten we hem niet waarschuwen. Bijvoorbeeld als een geleerde zonder te weten op een overlijdingsdag (van een van de onfeilbaren) een bruiloft heeft georganiseerd, moeten we hierop letten
– We moeten ook op onze eigen waardigheid letten.
– Men moet niet tegen de zondenaar zijn, maar tegen de zonde.
– We moeten op de tijd en plaats letten. De deur van de stad der kennis, Imam Ali (a) zegt dat als een moslim een zonde begaat en jullie hem in een oord van de ongelovigen vinden, jullie hem niet de straf moeten geven die de shari’ah aangeeft. Want deze daad kan ervoor zorgen dat hij zich tot de ongelovigen nadert. [5] Waar moeten we beginnen? Allereerst moeten we bij onszelf beginnen. Dit kunnen we uit het volgende zien:
– Het is afkeurenswaardig bij God dat gij zegt hetgeen gij niet doet. [6]
– Beveel de mensen het goede te doen en vergeet daarbij je zelf, hoewel je het Boek leest? Wil je dan niet begrijpen?[7]
– Ik zet u naar enig gehoorzaamheid niet aan tenzij ik het voor u oefen en hou u van enig ongehoorzaamheid niet tegen tenzij ik van het ophou voor u. [8] Deze 2 verzen uit de Koran en de hadieth van Imam Ali (a) lijkt mij genoeg om te snappen dat we bij onszelf moeten beginnen.

Familie
– O gij die gelooft, redt u zelf en uw gezinnen van het Vuur [9]
– Hij placht zijn volk gebeden en aalmoezen aan te bevelen en zijn Heer had welbehagen in hem. [10] De verbetering van de gezinnen is een basis van een goede maatschappij. Dit betekent natuurlijk niet dat als men zijn eigen gezin niet heeft verbeterd, de rest moet vergeten. Nieuwe generatie het goede aanraden en het slechte afraden zal het succes bij ons doel vergroten. Om hierachter te komen hebben we geen ervaring nodig, want in de verzen van de Koran en de hadieth staan hierover een heleboel voorbeelden. Een aantal hiervan:

– In de tijd van de Farao geloofde alleen de jeugd in de Profeet Mozes (a.). [11]
– Een van de redenen dat de ongelovigen boos waren op de Profeet Mohammed (s), was dat hij de jongeren uitstekend had beïnvloed. [12]
– In een overlevering staat dat we de jongeren naar het goede pad moeten uitnodigen, want hun nadering naar weldaad is groot.  [13]

Notitie door de schrijver:
Ik heb de onderstaande bron gebruikt. Ik heb niet het hele boek vertaald, maar een soort samenvatting gemaakt van een groot aantal stukken ervan
Boek: Emri Maruf ve Nehyi Munker (Turks boek)Deze (Turkse) versie bestaat uit 336 pagina’s
Dit boek is vertaald uit het Perzisch, de naam van hiervan is Amre be Maroof wa Nahye ez Monkar
Andere bronnen:
[1] Bihar-ul-Anwaar, v. 97, blz. 86
[2] Hud 29
[3] Hud 30
[4] Baqarah 111, Anbiyaa 24, Naml 64 …
[5] Wasail ash-Shia’ah, v. 18, blz. 318
[6] as-Saff 3
[7] al-Baqarah 44
[8] Nahj al-Balaghah, preek 175
[9] at-Tahriem 6
[10] Maryam 55
[11] Yunus, 83
[12] Bihaar al-Anwaar, v. 18, blz. 182
[13] Wasail ash-Shia’ah, v. 11, blz. 448

Scroll naar boven