De Maand Muharram

Muḥarram al-Ḥarām (Arabisch: محرم الحرام) is de eerste maand van de Hijri kalender. Het wordt “Muharram” (verboden) genoemd verwijzend naar het feit dat het een van de vier heilige maanden is waarin oorlogvoering verboden is. Muharram is tevens de maand waarin Imam Hussain (as) gemarteld werd in Karbala op de dag van Ashura. Wereldwijd herdenken miljoenen mensen deze dag en staan ze stil bij de gebeurtenissen die leidden tot zijn martelaarschap. Imam Hussain (as) en zijn familie hebben hun leven opgeofferd om op te komen voor rechtvaardigheid en tegen corruptie.

In de  naam van Allah, de Barmhartige de Genadevolle

Wat is de maand Muharram?
De maand Muharram is de eerste maand van de islamitische (Arabische) jaartelling. Bekijk de video hiernaast om meer te leren over deze maand.

3 Muharram

Allah (swt) heeft de profeet Yousef (a) vanuit de put gered.

5 Muharram

Op deze dag heeft de profeet Mozes (a) met zijn volk de zee overgestoken.

7 Muharram

Profeet Mozes (a) heeft Allah (swt) op deze dag gesproken

Vandaar dat Profeet Mozes (a) ook ‘kaliem Allah’ wordt genoemd; diegene wie Allah (swt) gesproken heeft.

9 Muharram

Allah (swt) heeft profeet Younus (a) vanuit de buik van de walvis gehaald

10 Muharram

De dag van Ashura

Martelaarschap Imam Hussein (a) en zijn familie (zijn broer Abu Fadhl Al Abbas, zijn zoon Ali Al Akber en Abdel Allah, zijn neef Al Qasem (zoon van Imam Hassan (a)) en nog veel mergezellen.

19 Muharram

Vijanden van Ahlalbait, het leger van Yazied hebben de vrouwen van Ahlalbait (a) naar Damascus (Syria) meegenomen

25 Muharram

Overlijden Imam al-Sajjad (a),

Lees hier zijn biografie

In de  naam van Allah, de Barmhartige de Genadevolle

Het verhaal van Karbala
Bekijk deze video hieronder en leer meer over het verhaal van Karbala

De rol van de vrouwen in Karbala

De dag van Ashura, 10 Muharram

In de naam van Allah, de Barmhartige de Genadevolle 

Het begin van de strijd
Er werd man tegen man gevochten.
De eerste mannen die begonnen te vechten, waren de vrienden van Imam Hussein (a). Ze gingen één voor één naar de Imam om hem salaam te zeggen en sterkte te wensen, daarna gingen ze naar het slagveld om deel te nemen aan de strijd. De dienaar van imam Hussein (a), genaamd Weheb, wilde Imam Hussein helpen. Hij ging naar het slagveld om deel te nemen aan de strijd en vocht daar als een ware held.
Hij vroeg zijn moeder: “Moeder, ben je trots op mij?” Zijn moeder antwoordde: “Kom niet terug zoon. Ik zal nooit trots op je zijn, als je niet tussen de handen van al-Hussein (a) vecht”. Zijn vrouw zei: “Ga niet! Laat mij niet in de steek!”, maar zijn moeder zei tegen hem: “Doe je best en luister niet naar je vrouw. Vecht, zodat Imam Hussein (a) jou ziet en je zijn zegeningen zult krijgen”. Toen Weheb zich weer omdraaide, hoorde hij dat zijn vrouw hem aanmoedigde. Ze zei: “Vecht verder en doe je best”. Hij vroeg verbaasd: “Wat is er met jou, net wilde je niet dat ik ging?”
Zijn vrouw antwoordde hem: “Verwijt mij niets Weheb, maar Imam Hussein (a) brak mijn hart, toen ik hem voor zijn tent zag staan en hij naar links en rechts keek, zeggende: “Niemand die ons steunt, niemand die ons helpt!”.
Daarna stond hij op en zei. “Zahier, Habieb, waar zijn jullie? Waarom geven jullie geen antwoord als ik jullie namen roep? Ik hoop dat jullie niet aan het slapen zijn. Let goed op, a.u.b.!”

De dood van Ali al-Akber
Ook Ali al-Akber (a) (De oudste zoon van Imam Hussein) wilde deelnemen aan de strijd. Hij was een nog heel jonge man. Toen hij zijn vader om toestemming vroeg, keek die liefhebbend naar zijn jonge zoon en vertelde hem, hoe hij hem in elk opzicht deed denken aan de profeet (s).
Imam Hussein (a) gaf Ali al-Akber toestemming en richtte vervolgens zijn gezicht en handen naar de hemel zeggende: “God wees een getuige op hen (de vijanden), er zal een jongen tevoorschijn komen voor hen, die op uw profeet lijkt in zijn uiterlijk en gedrag. Als wij onze profeet missen en wilden zien, dan keken we naar Ali al-Akber. God, laat ze a.u.b. uit elkaar gaan en laat ze lijden”. Hij gaf Ali al-Akbar zijn zegen en vroeg hem naar zijn moeder en tante te gaan. Ali groette zijn moeder, Oem Leila, en zijn tante, Zaineb. Oem Leila keek met tranen in haar ogen naar de 18-jarige Ali al-Akbar en zei: “O God, is het tijd voor jou om te gaan? ” Met deze woorden viel ze in Ali’s armen en verloor haar bewustzijn.

Ali al-Akber ging het slagveld op en zei: “Ik ben Ali de zoon van Imam Hussein, wij zijn de familie van de profeet. Ik zal jullie met mijn zwaard slaan, om mijn vader te beschermen. Ik zal blijven vechten en mijn pijlen naar jullie richten tot ik helemaal verzwakt ben en niet meer in staat om te vechten”.
Daarna begon hij heldhaftig aan de strijd, tot hij zo’n dorst kreeg dat hij niet meer kon. Hij vroeg zijn vader om water, maar Imam Hussein (a) zei met en verdrietige stem: ‘W’Allah zoon als ik een druppeltje water had, dan zou ik het nooit van jou verbergen, maar ik bezit niets!
Ali Al-akber ging ondanks zijn dorst door met vechten en schakelde ongeveer 200 mannen uit, totdat Ben Menked met een paar mannen kwam. Zij sloegen Ali op zijn hoofd met een zwaard, waarna hij op de grond viel. Ben Menked en zijn mannen gingen door met slaan, tot Ali Al-Akber zich niet meer kon bewegen en riep: “Vader, help mij!”. Imam Hussein (a) hoorde de stem van zijn zoon, kwam rennend en hopeloos aan en zei: “Oh, kleinzoon van de profeet, moge Allah degene die jou dit hebben aangedaan vervloeken! Niemand heeft genade met jou en ons, niemand heeft respect”.  Ali Al-akber stierf direct daarna in de armen van zijn vader. Imam Hussein (a) tilde hem voorzichtig op. Hij weende de hele weg terug naar het kamp.
Aangekomen bij het kamp, renden Oem Leila, Zaineb, Oem Koelthoem en de andere vrouwen en kinderen uit hun tenten hem tegemoet. Allen wilden ze Ali Akbar zien. Oem Leila zag hoe erg imam Hussein(a) weende en ze zei :”Ik ben trots op onze zoon dat hij zijn leven heeft geofferd voor zo een nobel doel. Ik bid Allah dat hij ons geduld geeft”.

De dood van al-Qasim
De volgende die Imam Hussein (a) om toestemming vroeg, om het slagveld te betreden, was al-Qasim. Hij was de zoon van Imam Hassan (a). Imam Al Hussein gaf hem toestemming, maar nam hem eerst mee naar de tent van zijn moeder. Hij opende daar een doos en haalde er een tulband uit, die van Imam Al Hassan is geweest. Imam al-Hassan (a) wilde dat zijn zoon die zou dragen. Hij zette de tulband op het hoofd van al-Qasim. Vervolgens ging al-Qasim witte kleden dragen, die mensen dragen als ze dood gaan (kefn). Tot slot namen ze afscheid van elkaar. De moeder van al-Qasim zei hem nog: “Zoon je bent de steun van je oom. Stel mij niet teleur, maar bewijs dat je een man bent!” Al-Qasim zei: “Ma, je hoef dat niet te zeggen, want dat wou ik altijd doen. Jouw dua zal mij zeker helpen”. Al-Qasim ging richting slagveld en zei: “Ik ben de zoon van Hassan, kleinzoon van de profeet en gelovig in hem.”  Hij begon te vechten, doodde vele soldaten, maar toen kwam Umar Ben Sa’d die zei: “Ik zal zijn oom, al-Hussein laten huilen, door het leven van dit jongentje te beëindigen”.
Hij sloeg al-Qasim op zijn schouder, zodat hij op de grond viel en niet meer kon opstaan. Kreunend riep hij zijn oom voor een redding. Imam Hussein kwam rennend aan en huilend zei hij: “Wat kan ik doen mijn zoon, had dat zwaard maar mijn bloedvaten geslagen en niet jou lichaam. Je vraagt om hulp en ik kan je niet helpen, je vraagt om redding en ik kan je niet redden!” De Imam tilde de stervende jongen op en bracht hem naar hun tenten.

Dood van Abbas
Al-Abbas was het zat en besloot om water te gaan halen. Hij ging richting Imam Hussein om afscheid van hem te nemen. Imam Hussein zei tegen hem: “Jij bent mijn broer en mijn steun in dit leven, wie heb ik als je weg gaat” Al-Abbas antwoordde: “Ik moet gaan en water voor de kinderen halen. Ik kan niet zo toe blijven kijken!”

Hij ging naar de andere kant van het slagveld en tilde zoveel mogelijk waterzakken op als hij kon en probeerde terug te gaan naar het kamp. Toen hij halverwege was, zag Omar Ben sa’d hem en schreeuwde naar zijn soldaten dat ze hem moesten stoppen. Eén van de mannen verstopte zich achter een boom en toen al-Abbas langskwam hakte hij zijn linker arm eraf. Al-Abbas zei: “Als je mij mijn linkerarm ontneemt, draag ik ze met mijn rechter”, waarna de soldaat ook zijn rechterarm eraf hakte. Maar al-Abbas hield vol! Hij liet de waterzakken niet vol, maar klemde ze stevig vast tussen zijn tanden. Terwijl hij dit deed, bad hij tot Allah (swt) of Hij hem lang genoeg in leven wilde houden tot hij het kamp zou bereiken en het water aan Sukaina zou kunnen geven.
Sukaina bleef door zijn gedachten gaan en hij hoorde haar stem door zijn hoofd dwalen, zeggende: “Oom Abbas, haal alsjeblieft wat water voor me!”. Hij liep moedig door, maar een bende soldaten vuurden hun peilen op hem af en hij viel op de grond. Hij riep zijn broer: ‘’Ya Hussein, red me!’’ Deze kwam rennend naar hem toe en zei: “Oh broer, de vijanden zijn nu blij, want ze hebben mijn rug gebroken!”.

Imam al-Hussein wilde zijn broer naar de tenten toe dragen, maar al-Abbas wilde dit niet. Hij zei dat hij zich schaamde omdat hij had gefaald. Hij had de vrouwen en kinderen beloofd om water voor hen te halen en dat was hem niet gelukt. Al-Hussein wilde het hoofd van al-Abbas in zijn armen tillen, maar deze weigerde dit tot drie keer toe en toen de imam hem vroeg naar de reden, zei al-Abbas: “Als jij nu mijn hoofd optilt, wie tilt dan straks jouw hoofd op?”. De Imam vroeg hem toen: “Maar wie gaat jouw ogen sluiten en jou tot de dood helpen?” en op dat moment stierf al-Abbas.

De dood van de zuigeling
Imam Hussein (a) ging terug naar zijn tent, waar Zainab hem met haar neefje stond op te wachten. Ze zei: “Oh broer, de baby heeft geen melk meer! Zijn moeders borsten zijn uitgedroogd! Kun je hem niet naar de vijanden brengen? Misschien hebben ze genade en geven hem water”.
Imam Hussein liep met het kindje in zijn armen richting de vijanden die een kring rond de tenten hadden gevormd. De Imam riep: “Oh mensen, als wij een conflict hebben, laten wij dit dan als volwassenen onder elkaar oplossen. Wat heeft deze baby gedaan om geen water te krijgen?”
Sommigen onder de vijanden riepen: “Niet geven!” en anderen riepen: “Geef alleen het kind wat water!”, maar Omar Ben Sa’d zei tegen zijn man: ‘’Maak een einde aan deze chaos!’’. Deze begreep het commando en schoot een peil af die de keel van het kind in de hele lengte doorsneed. Het kind likte nog een beetje van het bloed, denkend dat hij te drinken kreeg en stierf snel daarna in zijn vaders armen. Imam Hussein richtte zijn handen, die vol met bloed zaten, naar de hemel, zodat geen enkel druppeltje op de grond zou vallen. Vervolgens liep de imam terug naar zijn tent, met het dode kind in zijn armen. Sukaina (zijn dochter) kwam hem rennend tegemoet, vragend of hij het kindje water heeft gegeven en hen ook wat heeft meegebracht.

Eenzaamheid van al-Hussein
Imam al-Hussein bleef alleen over. Zijn hele familie was gedood, behalve de vrouwen en kinderen. Al-Hussain schreeuwde tegen de vijanden, die om de tent stond stonden: “Waarom doen jullie dit? Doen jullie dit omdat ik gelijk heb en het rechte pad van de profeet (s) volg?”. De vijanden antwoordden hem: “Nee, we doen dit uit wraak tegen je vader! Hij heeft onze sterkste mannen gedood! Beder en Hanien”.

De Imam riep meerdere malen: “La hawla wala quwata illa billah al ‘aliyol ‘adhiem” en wilde zijn mannen bij elkaar brengen om de vrouwen en kinderen zoveel mogelijk te beschermen, maar er was geen man meer over. Ze hadden allemaal deelgenomen aan de strijd en waren op het slagveld gestorven.
Imam Hussein pakte zijn zwaard en liep naar buiten om te vechten. Hij riep: “Ik ben Hussein, zoon van Ali. Ik bescherm mijn kinderen en volg het pad van mijn opa de profeet!” en vocht tegen de soldaten tot hij een stem hoorde roepen dat ze zijn tenten waren binnengedrongen. Hij draaide zich om en ging erheen, maar alles was in orde. Hij zag Zainab huilen en vroeg haar naar Sukaina. Zainab wees hem een tent aan, waar Imam Hussein zijn dochter huilend aantrof. Hij vroeg haar: “Oh dochtertje, waarom huil je? Ik ben er toch nog? “

Zij antwoordde hem: ” Ik heb het gevoel dat je het gaat opgeven voor de dood “. Waarop hij zei: “Oh Sukaina, wie geeft het niet op als hij zonder hulp en steun tegenover de dood staat? “.

Sukaina zei toen tegen haar vader: “Neem ons met je mee naar je graf, we hebben niet veel tijd meer!” Op dat moment hoorde imam Al-Hussain een stem van het slagveld afkomen, die zei: “Hussain wil niet meer vechten! Hij zit in een tent met de vrouwen!”
De imam pakte meteen zijn zwaard en wilde weer richting de vijanden gaan, maar toen hoorde hij de stem van de huilende Sukaina. Hij vroeg haar: ‘’Wat heb je nodig, mijn dochter?’’ Sukaina vroeg hem of hij van zijn paard af wilde komen en op de grond wilde gaan zitten. Hij deed wat ze vroeg en zij kwam op zijn schoot zitten en vroeg aan hem of hij op haar voorhoofd wilde wrijven. Imam Hussein begon meteen te huilen, want hij wist wat ze bedoelde, dit was wat hij bij de weeskinderen deed! Hij zei tegen zijn dochter: “Huil niet, mijn hart breekt met elke traan van jou! ” Hierna stond hij op en begon weer aan de strijd.

Ondanks zijn dorst (dit was de tiende dag zonder water) ging hij door en door met vechten tot Umar Ben Sa’d tegen zijn mannen zei: “Sukkels! Dat is de zoon van de arabier (Ali)!”, waarna vier groepen soldaten zich gingen vormen. Één groep schoot peilen op de imam af, de andere groep vuur, etc.., maar de imam bleef doorgaan met vechten. Totdat 72 peilen zijn lichaam doorboorden en een giftige peil zijn borst binnendrong. Al-Hussain richtte zijn gezicht naar de hemel, zeggende: “La ilaha illa’Allah, Muhammad rasoel Allah!” en trok daarna de giftige pijl uit zijn borst.
Het bloed stroomde uit de wond en de imam viel op de grond. Hij was niet meer in staat om op te staan.

© Copyright Ahlalbait Jongeren

In de  naam van Allah, de Barmhartige de Genadevolle

Labayka Ya Hussain!
Een vaak gezegde leus die de oproep van de kleinzoon van de profeet Mohammed (s) beantwoordt wanneer hij op zijn laatste momenten zei: “Is er dan niemand die ons kan helpen?”.

Waarom huilen we om Imam Hussain (a)

In de naam van Allah, de Barmhartige de Genadevolle

Met de genade van de Almachtige is de maand van Muharram weer gearriveerd. De maand van het rouwen voor onze geliefde Imam Hussein en zijn familie en metgezellen (a). Een vraag die vaak wordt gesteld is; waarom zouden we huilen om iets dat 1400 jaar geleden is gebeurd?
Er wordt ook geclaimd dat huilen voor de geliefde kleinzoon van de heilige Profeet (a) van de islam bid’a (innovatie) is. Maar, vele overleveringen laten ons duidelijk zien dat er eigenlijk niets mis is met het huilen voor Imam Hussein (a). Deze overleveringen worden overgeleverd in vele boeken van dezelfde mensen die claimen dat het bid’a is. (Sahih Tirmidhi; Mishkat al Masabih, hadith no. 6157)



Abdullah Ibn Abbas overleverde:
“Op een middag zag ik in een droom de Profeet (s) onverzorgd en bestoft, met een fles in zijn hand waarin bloed zat. Ik vroeg: ‘Jij waarvoor ik mijn ouders zou opofferen, wat is dit?’
De profeet van Allah antwoordde: “Dit is het bloed van al-Hussein (a) en zijn metgezellen dat ik de hele dag heb verzameld”. Ibn Abbas zei dat hij op dat moment aan het rekenen was en erachter kwam dat Imam Hussein (a) toen vermoord was.” (Musnad Ahmad ibn Hanbal; Mishkat ul Masabih, hadith no. 6172)
Beide overleveringen werden uit dromen verteld en men kan dan zeggen dat ze niet even betrouwbaar zijn, maar zoals is overgeleverd door Anas in Sahih Bukhari (v. 9, p. 104, hadith no. 122):
De Profeet (s) zei: “Degene die mij in een droom heeft gezien, heeft mij echt gezien, want Satan kan mijn vorm niet aannemen”.{Zie voetnoot 1}

In beide overleveringen lijkt onze heilige Profeet (s) erg ontstemd te zijn en zijn eigen vrouw huilde zoals in de eerste overlevering wordt beschreven. Dus zo zien we dat er niets mis is met het huilen voor de kleinzoon van onze heilige Profeet (s).
Niet alleen was de mensheid geraakt door de tragedie van Karbala, maar we zien in menig overleveringen van zowel de Ahle Sunnah en Shi’a bronnen dat de hemelen en de aarde ook huilden voor Imam Hussein (a), en dat de Jinn ook rouwden om zijn dood:
(Majma al-Zawaid, v. 9, p. 199, hadith no. 15179).
Imam Ibn Jareer Tabari in zijn Tafsir Tabari  (v. 22, p. 33) en Wahabi geleerde Nawab Molvi Siddiq Hasan Khan Bhophali in Tafseer Fatah ul-Bayan (v. 8, p. 326) verklaarden, ‘Al-Seddi zei: “Toen Hussein  zoon van Ali (a) werd vermoord, begon de hemel te huilen om hem en dit kon gezien worden door de rode verkleuring van de hemel”.

Zelfs met bewijs vragen sommigen zich af waarom het nodig is om te huilen en vragen zij zich af hoe het ons zal helpen. Huilen in het belang van Allah (swt) staat bekend om het verzachten van het hart en het zuiveren van hypocrisie. Huilen, omdat we de pijn van onze Profeet (s) voelen en hoe hij zich gevoeld zou hebben als hij zag hoe zijn geliefde kleinzoon werd vermoord, kan alleen onze liefde voor hem en voor Allah (swt) laten groeien, terwijl onze haat tegen onrechtvaardigheid en de behoefte om er tegen te vechten met onze pennen, tongen en handelingen worden versterkt.

Onze geliefde Profeet (s) heeft ook gezegd: “Hussein is van mij, en ik ben van Hussein”. (Overgeleverd in menig bronnen inclusief Musnad Ahmad Ibn Hanbal, v. 4, p. 172; Al Tabarani, v. 3, p. 21; Mishkat al Masabih, hadith no. 6160.)

Dus als Hussein van de Profeet is en hij van Hussein, wiens bloed werd er dan vergoten op het slagveld van Karbala? En als het dat bloed van onze Profeet (s) was dat stroomde door de aderen van al-Hussein (a), moeten we dan niet huilen om zijn tragedie? De heilige Profeet (s) heeft zelf de beloning voor degene die huilen voor Imam Hussein (a) vastgesteld: “ Allah (swt) zal iedere persoon die huilt op de dag van Ashura voor mijn zoon Hussein plaatsen in het Paradijs naast de Ulul Azm Profeten(Nuh,Ibrahim,Musa,Isa,Muhammad (a)),”. (Isaba, v. 1, p. 226)

Bron artikel : http://www.islamicinsights.com/religion/religion/why-do-we-cry.html
© Copyright Ahlalbait Jongeren

Opmerking: {1} In de Shjiitische overleveringen komt ook naar voren dat de Profeet (s) heeft gezegd; ‘Wie mij in zijn droom ziet, dan heeft hij mij echt gezien’.
Echter dit geldt alleen voor degenen die in het tijdperk van de Profeet (s) hebben geleefd en in hun leven de Profeet (s) hebben gezien en vervolgens hem (s) ook in hun droom zagen, zoals Abdullah Ibn Abbas (een bekende metgezel van Imam Ali (a)). Deze overlevering kan dus niet gebaseerd worden op iemand die in zijn leven nog nooit de Profeet (s) heeft gezien en beweert dat hij in zijn droom de Profeet (s) heeft gezien.
Iemand die de Profeet (s) in zijn leven wel heeft gezien en hem (s) vervolgens ook in zijn droom zag, dan mocht hij de mededeling die de Profeet (s) verkondigde in zijn droom als een boodschap beschouwen. Echter deze boodschap is voldoende bewijs voor slechts degene die deze droom heeft gedroomd!
 

Informatie box

Klik hier om deze tekst te veranderen. Lorem ipsum dolor sit amet, consectetur adipiscing elit. Ut elit tellus, luctus nec ullamcorper mattis, pulvinar dapibus leo.

Scroll naar boven