Nizr in de Islam

NAZR IN ISLAM

In naam van Allah, de Barmhartige, de Genadevolle

Het woord nazr is een Arabisch woord dat “een offer” betekent, etymologisch betekent het “offeren” of “een spirituele belofte maken”. Merk op dat nazr in het Arabisch ook een geheel andere betekenis kan hebben, zoals bijvoorbeeld “waarschuwen”; dat is niet het geval in deze context. Daarom zullen we daar niet verder op ingaan. Soms wordt ook het woord niaz gebruikt in deze context. Dit is een woord uit het Farsi wat “nodig hebben” betekent, en het wordt in metaforische zin gebruikt voor het “offeren”. Het basisconcept van nazr houdt in om iets van minder waarde te offeren, in de hoop en vooruitzicht om iets te krijgen van hogere waarde. De “waarde” hoeft niet per definitie materieel te zijn, het kan ook gewoon eer en waardigheid betreffen. De voorbeelden hieronder zullen het begrip verder uitleggen.

1. Vers 5:27:31 van de Heilige Quran vertelt het verhaal van de twee zonen van Profeet Adam. De twee zonen van Adam (Habeel en Qabeel, verengelste namen: Able en Kaïn) maakten een offer aan hun Heer, één offer werd geaccepteerd, de ander werd afgewezen. De broer wiens offer werd afgewezen, werd jaloers op zijn broer en in een vlaag van woedende jaloezie en frustratie doodde hij zijn broer. Voordat het gezicht van Qabeel verduisterde, werd hij gek; hij zal de last van elke onrechtmatige moord dragen tot aan de Dag des Oordeels. Merk op dat het woord voor “offeren” in de Heilige Quran in dit geval “Q-R-B” is in plaats van nazr.

2. Vers 3:35 van de Heilige Quran vertelt het verhaal van Maryam’s (Maria uit de Christelijke geschriften) moeder. Wanneer een vrouw van Imran zei: Mijn Heer, waarlijk beloof ik U (rabbi inni nazartu) wat in mijn baarmoeder is, zal toegewijd zijn (tot Uw dienst); aanvaardt derhalve van mij, Gij zijt de Alhorende, de Alwetende. Echter, wanneer het kind geboren was, was het een meisje (Maryam) en de familie zat erover in om een meisje naar de Tempel te sturen. Maar ze vervulden hun belofte zoals zij hun Heer beloofd hadden en was Maryam toegewijd aan het dienen in de Tempel onder het voogdij van de Profeet Zakariyya. Later beviel ze van Jezus.

3. Vers 19:26 van de Heilge Quran vertelt het verhaal van Jezus die zonder een vader is geboren, de Joden vragen uitleg aan Maryam over zo’n ongeloofwaardige gebeurtenis. “Dus eet en drink en verkoel jouw ogen. Maar als je een sterveling ziet, zeg dan: Voorwaar, ik heb de Barmhartige beloofd te vasten (inni nazartu lir-Rahmaani sawman). Dus ik zal vandaag tot geen mens spreken”.

4. In de eerste twaalf verzen van Sura Dahr (hoofdstuk 76) vertelt de Heilige Qoran het verhaal van nazr door de Ahl al-Bayt (moge onze salaams en Allah’s vrede en zegeningen met hen zijn). De Heilige Qoran beschrijft het begin van de mens en de attributen van een dankbaar mens in deze Sura. Eén van de vele kenmerken van een dankbaar en vroom persoon is beschreven in de verzen 7 & 8: “…omdat zij de belofte vervullen (yufoona bin-nazri) en vrezen voor de dag waarop het kwaad zich wijd heeft verspreid, en zij zullen de armen, de wees en de gevangene voeden, uit liefde voor Hem”.

De hadith literatuur geeft aan dat de Ahl al-Bayt (vrede zij met hen) door middel van hun daden het belang van nazr meer dan eens benadrukten. Het volgende verhaal is in vele tafsir boeken opgenomen aangaande de openbaring van deze verzen van Sura Dahr.

Op een dag werden de Imams Hasan en Husayn, die op dat moment 5 en 4 jaar oud, ziek. Toen de Profeet ze niet had gezien in de moskee, kwam hij naar het huis van Fatima Zahra om naar hen te informeren. Toen hem werd verteld dat ze ziek waren, stelde hij voor dat beide ouders een spirituele belofte (nazr) moesten doen om het herstel van de kinderen te bewerkstellingen. Zowel Imam Ali en Fatima Zahra bidden tot Allah voor het herstel van Hasan en Husayn (vrede zij met hen allen) en deden een belofte om drie opeenvolgende dagen te vasten als de gezondheid van hun kinderen verbeterd was. De kinderen werden snel weer beter. Beide ouders begonnen met het nakomen van hun spirituele belofte en vastten. Toen de kinderen dat zagen, besloten ze ook mee te vasten net als Fiddha, hun dienstmeisje. Maar die dag was er geen eten in het huis van Fatima, zelfs niet voor het breken van het vasten. Dus Imam Ali ging op zoek naar werk. Hij kon niets vinden. Maar hij was wel in staat om drie kilo wol te krijgen die gesponnen kon worden en geruild kon worden voor gerst. Fatima Zahra spon de hele dag de wol. Ze was echter alleen in staat om een kilo ervan te produceren en te ruilen. Dus nam ze slechts één kilo gerst af, maalde het tot meel en bereidde er vijf broden mee. Toen het tijd was om hun vasten te verbreken, klopte er iemand aan op de deur en vroeg: “O, mensen van het huis van de Profeet, ik ben een arme man en ik heb niets te eten, is er iets dat jullie zouden kunnen doen om me te voeden?”

Imam Ali stond op, liep naar de deur en gaf zijn brood aan de man. Fatima Zahra deed hetzelfde. Vervolgens gaven zowel de kinderen als de dienstmeid hun broden aan de arme man. Zij braken hun vasten met water en gingen rusten. De volgende dag had Fatima Zahra weer een kilo wol gesponnen. Weer bereidde ze 5 broden van de kilo gerst die ze had ingeruild voor de wol die ze had gesponnen. Op het moment dat ze hun vasten wilden verbreken, riep opnieuw iemand achter de deur van hun huis: “O, mensen van het huis van de Profeet, ik ben een wees, ik heb honger, kunnen jullie mij voeden?” Imam Ali stond op en gaf zijn brood aan de wees. Fatima Zahra deed hetzelfde, net als de kinderen en Fiddha. Allemaal verbraken ze hun vasten opnieuw met water en gingen vervolgens rusten. Ook op de derde dag had Fatima Zahra weer wol gesponnen, weer werd dit geruild voor gerst wat tot meel werd gemalen en weer bereidde zij er 5 broden mee. Toen zij klaar waren om hun vasten te verbreken, riep een stem buiten: “O, mensen van het huis van de Profeet, ik ben een gevangene, ik heb honger, kunnen jullie mij voeden?” Imam Ali stond hierop nogmaals op, ging naar de deur en gaf zijn brood aan de gevangene. Fatima Zahra, de kinderen en Fiddha deden hetzelfde. Elke keer als de persoon aan de deur zijn dankbaarheid wilde uitdrukken voor de vriendelijkheid van de leden van het huis van de Profeet, zou Ali zeggen: “Nee, nee, wij willen geen bedankjes, wij doen het uit liefde voor Allah”.

De kinderen waren zojuist behoorlijk ziek geweest. En ze hadden niets gegeten in drie dagen. De Profeet kwam opnieuw naar het huis om te vragen naar de kinderen. Toen hij naar hen keek, stonden ze te rillen als herfstbladeren (dat zijn de exacte woorden in het verslag). Fatima Zahra vertelde hem wat er was gebeurd. Op dat moment kwam de aartsengel Gabriël naar beneden met een geschenk van Allah aan de Profeet. Dat geschenk waren de verzen van Sura Insaan of Dahr (hoofdstuk 76), die wij hieronder citeren.

“Zij vervullen beloften en vrezen voor een dag dat het kwaad wijdverspreid is. En zij geven voedsel, uit liefde voor Hem, aan de armen, de wees en de gevangenen zeggende: wij voeden jullie slechts omwille van Allah. Wij verlangen geen beloning noch dank van jullie. Voorwaar, Wij vrezen een strenge en moeilijke dag van onze Heer. Daarom zal Allah hen behoeden voor het kwaad van die dag en ervoor zorgen dat ze de dag met gemak en voorspoed doorstaan. En Hij zal hen voor hun standvastigheid belonen met een tuin en kleren van zijde” (Q. 76:7-12).

Deze gebeurtenissen vertellen ons dat de Profeet van Islam elk gezin heeft aanbevolen om nazr te doen in tijde van ellende of wanneer zij in een moeilijke situatie verkeren. Met andere woorden, doe een spirituele belofte dat wanneer het probleem is opgelost, je speciale gebeden zal doen of vrienden zal uitnodigen en hen voedsel zal aanbieden dat in naam van de Ahl al-Bayt bereid zal worden. Dit verhaal is als een vuurtoren voor ons, het licht zal ons leiden naar het goede in onze levens. De familie van Fatima Zahra (vrede zij met hen allen) volbrachten hun nazr, maar wanneer een persoon langskwam die meer behoeftig was, gaven ze hun voedsel weg aan hem, zonder zich te bekommeren om hun eigen behoeften. De Quran heeft ons de taak gegeven om de Profeet van Islam en zijn Heilige Familie lief te hebben en ons leven net zo in te richten als dat van hun. “Zeg, (O Profeet), ik heb U niet om enige beloning gevraagd hiervoor (de missie van Islam), behalve dat U mijn naasten lief zal hebben” (Soera 42:23). De Nazr van de 22e dag van de glorieuze maand Rajab wordt gehouden vanwege deze liefde voor de heilige Ahl ul-Bayt.

Er is een hadith toegeschreven aan onze zesde Imam, J’afar as-Sadiq (Allah’s vrede en zegeningen zij met hem). Op een dag liep de Imam samen met een aantal van zijn metgezellen door de straten van Madina. Hij stopte plotseling, keek naar zijn metgezellen en informeerde naar de datum. Ze zeiden allemaal dat het de 22e dag van Rajab was. De Imam zei toen: “Als één van jullie geconfronteerd wordt met een probleem van welke aard dan ook in deze wereld, bereid dan wat snoepgoed, doe deze in een aarden pot en offer dat in een nazr in mijn naam. Vervolgens zou je moeten bidden tot je Heer met mij als waseela (je zou naar mij moeten verwijzen). Allah zal, als Hij wil, jouw probleem doen laten verdwijnen. Echter, als je probleem niet is opgelost dan kan je bij mij komen op de Dag des Oordeels en tegen mij klagen”.

Er is ook een ander verhaal over Nazr dat hier ook genoemd dient te worden teneinde een ander punt duidelijk te maken. Het wordt niet genoemd in de Heilige Qoran, maar het is goed gedocumenteerd door bijna alle historici.

De Profeet’s grootvader, Abdul-Muttalib, lag eens te slapen in de nabijheid van de Kaba. Hij kreeg een visioen dat iemand hem riep om de Zamzam-bron uit te graven welke was begraven in het zand door een eerdere stam van Mekka. Hij werd wakker en riep zijn vrienden en familieleden om hem te komen helpen. Mensen lachten simpelweg om zijn “dwaze” plan en weigerden hem te helpen. Op dat moment had Abdul-Muttalib slechts één zoon genaamd Harith. Hij en zijn zoon begonnen met hun zoektocht naar de Zamzam-bron. Op een gegeven moment waren zij volledig uitgeput door de dorst en balanceerden aan de rand van de dood. Abdul-Muttalib dacht bij zichzelf dat als hij meer zonen had om hem te helpen, de situatie niet zover zou zijn gekomen. Hij deed toen een spirituele belofte (nazr) dat als hij tien zonen zou krijgen, hij één van hen zou offeren in het heilige Huis van Allah.

Abdul-Muttalib kreeg uiteindelijk tien zonen (eigenlijk kreeg hij er nog vier, dat zal na de voltooiing van dit verhaal duidelijk worden). Hij herinnerde zich zijn belofte. Hij besprak het met zijn zonen. De jongste op dat moment genaamd Abdullah, was pas zestien jaar oud. Ze waren het er allemaal overeens dat hun vader zijn belofte moest nakomen. Er werden lootjes getrokken en Abdullah’s naam kwam uit de loting. Abdullah stemde met alle oprechtheid in om de geofferde zoon te worden. Maar toen zijn ooms van zijn moeders zijde dit hoorden, renden zij de hele weg vanaf Madina en probeerden Abdoel-Moettalib te stoppen om zijn zoon te slachten. Weer werden er lootjes getrokken, deze keer werd de naam van Abdullah tegen die van een aantal kamelen opgeschreven. Iedere keer weer kwam Abdullah’s naam uit de loting tot het aantal kamelen geleidelijk verhoogd werd tot honderd kamelen. Bij dit aantal kamelen werd Abdullah uitgeloot en werd zo vrijgekocht door het slachten van honderd kamelen. Het vlees werd overgelaten voor de mensen van Mekka om te consumeren.

Kort hierna trouwde Abdullah met Aminah, de dochter van Wahb. Abdoel-Moettalib trouwde in dezelfde nacht met de zus van Wahb. Aminah verwekte onze Profeet, maar voordat hij geboren werd, stierf Abdullah plotseling. Het laatste huwelijk van Abdoel-Moettalib bracht hem ook een zoon genaamd Hamza en later nog drie andere zonen.

Conclusie

Nazr is geen verplichte handeling in de Islam, het wordt eerder gedaan wanneer een moslim een behoefte voor zoiets voelt. Echter, zodra een spirituele belofte is genomen door een moslim, wordt het wajib voor hem of haar om de nazr na te komen waneer Allah zijn of haar wens heeft vervuld. Dit wordt bewezen door het verhaal van de moeder van Hazrat Maryam. Ze moest Maryam naar de tempel laten gaan, hoewel ze een meisje was en het geen geaccepteerde traditie was om een meisje een “dienstmeisje” van een tempel te laten worden. Hetzelfde is bewezen uit het verhaal van Abdoel-Moettalib en Abdullah. Noch de zonen twijfelden eraan dat er een zoon geofferd moest worden, noch had de vader twijfels over zijn overtuigingen. Abdoel-Moettalib’s houding vertelt ons ook dat het Nazr-voedsel in principe voor anderen bedoeld is en met name voor de behoeftigen. Het verhaal van Qabeel vertelt ons dat het een ernstige zonde is om niet Allah’s wil te aanvaarden in de situatie van het brengen van een offer. Habeel’s houding leert ons de grote verdienste van geduld zelfs als de persoonlijke veiligheid van iemand wordt bedreigd.

Bron: http://www.imamreza.net/eng/imamreza.php?id=5152

Scroll naar boven